Roger Nupie
warsan shire I
° 1988. Somalisch-Britse dichteres. Somalische ouders, geboren in Kenia. Publiceerde “Teaching My Mother How to Give Birth” (2011) en “Her Blue
Body” (2015). In 2013 won ze de eerste Brunel University African Poetry Prize. In 2014 was ze de eerste Young Poet Laureate in Londen en Poet in
Residence in Queensland, Australië. Sinds 2015 verblijft ze voornamelijk in Los Angeles, California. Ze is poëzieredacteur van het tijdschrift SPOOK
en geeft poëzieworkshops zowel wereldwijd als online.
In 2016 werkte ze mee aan de verfilming van en schreef ze gedichten voor “Lemonade”, het visuele album van Beyoncé. In juni 2018 werd ze
verkozen tot lid van de Royal Society of Literature (opgericht in de UK in 1820) in het kader van het "40 Under 40" initiatief, waarbij de organisatie
afstand doet van haar geschiedenis van "overweldigend blanke, mannelijke, grootstedelijke en middenklasse" leden met de benoeming van 40
nieuwe schrijvers onder de 40 jaar.
“Niemand verlaat zijn huis/ tenzij thuis de mond van een haai is”, een regel uit haar “Gesprekken over thuis (in het deportatiecentrum)”, is een
wereldwijde klassieker geworden in de vluchtelingenproblematiek.
Roger Nupie vertaalde gedichten van Warshan Shire uit de bundel “Your Family, Your Body” - een bundel met werk van drie dichteressen: Malika
Booker, Sharon Olds & Warsan Shire (Penguin Modern Poets 3, 2017, Penguin Books).
Warsan Shire II & III
BIRDS
VOGELS
Sofia gebruikt duivenbloed op haar huwelijksnacht.
De volgende dag vertelde ze me aan de telefoon
hoe haar echtgenoot, toen hij de lakens zag
ze samenhield onder zijn neus,
zijn ogen sloot en zijn tong over de vlek sleepte.
Ze deed zijn bariton na, hoe hij haar naam
fluisterde - Safiya,
puur, kuis, onaangeroerd.
We giechelden om de statische lading ervan.
Nadat hij haar geprezen had, glimlachte ze, wreef
zijn
hoofd, beeldde zich zijn moeder in die in zijn
thuisland
door de stad paradeerde met deze lakens als
sirenes
zwaaiend op balkons, borstkas gezwollen van trots,
haar armen aan haar lichaam gebonden
als vlezige vleugels die geen vlucht kennen.
SOUVENIR
AANDENKEN
Ik denk dat ik de oorlog meebracht
op mijn huid, een lijkwade
die rond mijn schedel cirkelt, stof onder mijn nagels.
Het zit aan mijn voeten terwijl ik tv kijk.
Ik hoor zijn vochtige adem op de achtergrond
van elk telefoongesprek. Ik voel het slapen
tussen ons in bed. In de douche zeept
het mijn rug in. Het drukt
zich tegen mij aan op de wastafel in de badkamer.
's Nachts geeft het me de pillen, het houdt
mijn hand vast, ik vang nooit zijn starende blik op.
CONVERSATIONS ABOUT HOME (AT THE DEPORTATION CENTRE)
GESPREKKEN OVER THUIS (IN HET DEPORTATIECENTRUM)
*
Wel. Ik denk dat thuis me uitgespuwd heeft, de black-outs en de avondklok als een tong tegen een losse tand. God, weet je hoe moeilijk het is om te praten over de dag dat je eigen stad je bij je haar
sleepte, langs de oude gevangenis, voorbij de poorten van de school, voorbij de brandende torso’s op palen gezet als vlaggen? Wanneer ik anderen zoals mezelf ontmoet herken ik het verlangen, het
gemis, de herinnering van as op hun gezichten. Niemand verlaat zijn huis tenzij thuis de mond van een haai is. Ik draag de oude hymne al zo lang in mijn mond mee dat er geen plaats is voor een ander
lied, een andere tong of een andere taal. Ik ken een schaamte die mij omsluiert, totaal verzwelgt. Allah Ceebta, God van Schaamte, ik verscheurde mijn eigen paspoort en at het op in een
luchthavenhotel. Ik ben opgeblazen met taal die ik me niet kan veroorloven te vergeten.
*
Ze vragen me hoe kom je hier? Zie je het niet aan mijn lijf? De woestijn rood met immigrantenlijven in het gezicht geschoten toen ze probeerden binnen te komen, de Golf van Aden opgeblazen met
immigrantenlijven. Ik zou mijn kinderen niet op de boot zetten als ik niet dacht dat de zee veiliger was dan het land. Ik hoop dat de reis meer betekent dan alleen maar mijlen omdat al mijn kinderen op
het water zijn. Ik wil de liefde bedrijven, maar mijn haar geurt naar oorlog en rennen en rennen. Kijk naar al die grenzen, schuim op de monden van bruine lichamen, gebroken en wanhopig. Ik ben de
kleur van de hete zon op mijn gezicht, de overblijfselen van mijn moeder werden nooit begraven. Ik heb dagen en nachten doorgebracht in de maag van de vrachtwagen, ik was niet meer dezelfde toen
ik eruit kwam. Soms voelt het alsof iemand anders mijn lichaam draagt.
*
Ik weet een paar dingen die waar zijn. Ik weet niet waar ik naartoe ga, waar ik vandaan kom is aan het verdwijnen. Ik ben ongewenst en mijn schoonheid is geen schoonheid hier, mijn lichaam brandt
van verlangen. Ik ben de zonde van het geheugen en de afwezigheid van geheugen. Ik kijk naar het nieuws en mijn mond wordt een gootsteen vol bloed. De lijnen, de vormen, de mensen op de
bureaus, de telefoonkaarten, de immigratieambtenaren, de blikken op straat, de kou die zich diep in mijn botten nestelt, de lessen Engels ’s avonds, de afstand die ik van thuis verwijderd ben. Maar
Alhamdulilah, dank aan God, dit alles is beter dan de geur van een vrouw die helemaal in brand staat, of een vrachtwagenlading mannen die op mijn vader lijken, die mijn tanden en nagels uittrekken, of
veertien mannen tussen mijn benen, of een geweer, of een belofte, of een leugen, of zijn naam, of zijn mannelijkheid in mijn mond.
*
Ik hoor ze zeggen, ga naar huis, ik hoor ze zeggen, immigranten, verdomde vluchtelingen. Zijn ze echt zo arrogant? Weten zij niet dat stabiliteit één seconde als de zoete mond van een minnaar is op je
lichaam en de volgende lig je spastisch te beven op de vloer bedekt met puin en oude valuta wachtend op zijn terugkeer. Alles wat ik kan zeggen is, ik was ooit net als jij, de onverschilligheid, het
medelijden, de ondankbare bevestiging, en nu is mijn huis de mond van een haai, nu is mijn huis de loop van een geweer. Ik zie je aan de overkant.
OUR BLUE BODIES
ONZE BLAUWE LICHAMEN
Ik heb van je gedroomd hangend
in vruchtwater, je haar uitwaaierend
en levendig, opnieuw lang, vóór de kanker.
Onvergankelijk, onze bewegingen gesynchroniseerd,
wij, samengebonden aan de navel,
navelstreng die in zijn volledige lengte aan me
trekt, voor zover die kan verlengen. Gregory Porter klimt
door there will be no love that’s dying
here - zijn stem, en hoe die je kalmeert
voorbij de verre wand van deze mogelijke schoot,
het zwakke ritme van een groter hart
boven ons.