Frits Schetsken
Antwerpen Conscienceroute
ETAPPE 4: CONSCIENCEPLEIN t/m MEIR
PINK FLOYD EN JIMI HENDRIX
Richt je blik op de drie bogen van restaurant Bohm & Berkel op nr.3 van het Conscienceplein, want daar gebeurde het ooit. Maar niet in dit restaurant, hier was het Pannenhuis gevestigd, het café van
Louis De Vries, een man die de muziek van thuis uit had meegekregen, vader Jack en oom Louis waren voor de Tweede Wereldoorlog bekende Antwerpse jazzmuzikanten. Maar Louis richt zich als
organisator en manager meer op rockgroepen in een tijd dat grote namen nog betaalbaar waren en vooral ook makkelijker te benaderen.
In het Pannenhuis heeft ooit Pink Floyd opgetreden in de bezetting Roger Waters, Richard Wright, Nick Mason en David Gilmour, die intussen Syd Barrett had vervangen. Maar hoe kwam zo’n groep in
een Antwerps café terecht, waar ze nota bene het eerste Belgische optreden gaven?
Even terug naar het Leuven van februari 1968, midden in de periode van de splitsing van de Leuvense universiteit in een Vlaamstalige en een Franstalige afdeling. Een deel van de Vlaamse studenten
is sterk pro splitsing, een ander deel even fel contra en dat geeft, nog voor het Parijse mei ’68, woelige momenten in Leuven.
Het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond organiseert op 22 februari 1968 een evenement in de Leuvense Rijschool, een feestzaal midden in de stad, op de plaats waar ooit een manege was waar
opleidingen werden gegeven in het rijden met paard en koets - vandaar de naam. Er werd een soort carnaval gevierd met als speciale attractie een optreden van Pink Floyd, die na het uitbrengen van
hun elpee ‘The Piper at the Gates of Dawn’ met de hit ‘See Emily Play’ bij een deel van het Leuvense studentenpubliek bekendheid hadden gekregen.
De groep heeft net het podium betreden, het optreden kan beginnen, als er ruzie ontstaat tussen studenten die voor de muziek komen en groepen die eerder een feestje willen bouwen. Bovendien zijn
er studenten van zowel ‘pro’ als de ‘contra’ Leuven-Vlaams in de Rijschool aanwezig. Er breekt een enorm tumult uit, waarbij met bierglazen en stoelen wordt gegooid. Wanneer een van de heethoofden
een pint over het orgel van Rick Wright leeg kapt, is voor hem de maat vol, hij wil niet langer optreden. Maar de chaos gaat verder, zelfs de komst van de politie om de zaal te ontruimen brengt weinig
kalmte. De bandleden trekken zich terug in de kleedkamer en de roadies weten met veel moeite het materiaal in veiligheid te brengen. Van enige betaling voor de groep is natuurlijk geen sprake en uit
pure frustratie wrikken de roadies een paar straatstenen los, die ze bij het vertrek van de groep door enkele winkelramen in de Bondgenotenlaan werpen.
De volgende dag ziet Louis De Vries de tourbus van Pink Floyd door de Antwerpse binnenstad manoeuvreren. Hij spreekt de groep aan en om toch wat aan deze Belgische reis te verdienen, gaan ze
akkoord om voor 15.000 Belgische frank – toen een behoorlijk bedrag - ’s avonds in het Pannenhuis op te treden. Er kunnen zo’n 300 toeschouwers binnen in Louis’ café, dus met een entreeprijs van 50
Bfrs. is dat haalbaar. Hoewel er geen tijd is voor reclame, doet het nieuws zo snel de rond dat het Pannenhuis op enkele uren is uitverkocht. Veel plaats heeft het publiek niet, Pink Floyd sleept een
massa instrumenten en apparatuur naar binnen, zodat men erg op elkaar gedrukt staat. En buiten is er nog een grote groep belangstellenden, die geen ticket meer heeft kunnen bemachtigen. Later zal
de legende zijn werk doen: plots blijkt iedereen die indruk wil maken op een groepje muziekliefhebbers juist dát Pink Floyd-optreden bijgewoond te hebben, alsof het Pannenhuis plots tot
Sportpaleisformaat uitgedijd is.
Heeft ook Jimi Hendrix in het Pannenhuis opgetreden? Nee, hij heeft hier enkel achter gesloten deuren een repetitie gehouden met zijn drummer Mitch Mitchell en basgitarist Noel Redding. Maar in
zo’n café blijft zoiets natuurlijk niet helemaal onopgemerkt en waarom zou een rockgroep repeteren als er geen optreden volgt? In het nabije – en nog bestaande – café De Muze aan de Melkmarkt weet
men al snel te vertellen dat Jimi die avond gaat optreden in Louis’ zaak. Niet dus, maar hoe zat dat dan?
Jimi Hendrix is in maart 1967 gestrand in België, hij moet doorreizen naar Londen, maar er zijn problemen met de nodige visa. Echt wereldbekend is hij nog net niet. Om de wachttijd nuttig te gebruiken
regelt Louis De Vries een optreden voor hem op 5 maart 1967 in de Twenty Club aan de Grand-place in Mouscron. Dat levert Moeskroen dus een primeur voor België op met de man die kort nadien het
nummer Hey Joe zal uitbrengen en plots wereldberoemd is. Een nog gepland optreden in het Pannenhuis gaat niet door, Jimi ontvangt net de visa en vertrekt meteen.
Draai je een kwartslag naar links, dan kan je de Wijngaardstraat in wandelen.
Boven de deur van het oude sodaliteitsgebouw lees je ‘A La Sodalité – Café J. Moortgat’. De verandering kon niet groter zijn tussen de zeer gelovige sodaliteiten en Moortgat, waarbij elke bierkenner
aan Duvel denkt, die in de gemeente met die naam wordt gebrouwen.
Rechtdoor stap je door wat recent ‘het goudstraatje’ wordt genoemd.
Links en rechts zie je hier goud- en zilversmeden: Gerda De Vrij, Mia & Moi, Rembrandt Jordan, Hanne Schoofs en Wim Meeussen. Maar let ook even op dat restaurant ‘De Peerdenstal’. Dat is het
ultieme afgrijzen van Engelse toeristen, hier staat immers ook paardenvlees op het menu!
Wandel hetzelfde straatje terug, kijk nog even rechts door de ruiten van ‘Poppins – Bloemen en Verbeelding’, maar sla dan links de Hoofdkerkstraat in.
Vreemde straatnaam op het eerste gehoor. Want de Antwerpse hoofdkerk is de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, waar deze straat nu niet direct heen leidt. Maar vóór 1920 was de naam langer: Onze-
Lieve-Vrouwestraat. Zo had de Spaanse koopman Don Diego de Sainct Jehan de weg genoemd die hij zelf had laten aanleggen in 1551, toen hij het huis Onse-Lieve-Vrouwe hier erfde. En van Maria
naar de hoofdkerk die haar naam draagt, is een kleine stap nietwaar?
Op de hoek van een klein zijstraatje kom je aan een echt Antwerps monument.
Herberg QUINTEN MATSIJS
Hoek Moriaanstraat / Hoofdkerkstraat.
Ook weer een vreemde naam, toch voor een literair café, Quinten was toch schilder! Maar dat wordt aan de gevel meteen goedgemaakt met vijf portretten van schrijvers, terwijl van vier van hen ook nog
een citaat verder op de gevel te lezen valt. Alfons De Ridder ken je als Willem Elsschot. Hij is ook bekend bij Nederlanders, is het niet van zijn boeken, dan wel van de film ‘Lijmen/Het been’ met Willeke
van Ammelrooy in de vrouwelijke hoofdrol. Ze kreeg er een Gouden Kalf voor. Elsschot is in dit café regelmatig gesignaleerd, meestal wat afstandelijk en alleen.
Paul Van Ostaijen is ook geen onbekende, maar die zal hier niet te vaak zijn binnengestapt, hij was eerder iemand voor het uitgaansleven in de music-halls op de Meir. Hendrik Conscience heb je
intussen al uitgebreid ontmoet.
Maar Jos Vandeloo is niet voor iedereen een vanzelfsprekende naam. Een Belgisch Limburger, die na een carrière in de mijnbouw in 1953 een eerste verhaal publiceert. Gezien de nakende crisis in de
mijnbouw, besluit Jos in 1954 tot verandering en gaat vanaf 1955 voor Angèle Manteau werken, dé Vlaamse literaire uitgeefster. Intussen schrijft hij een indrukwekkend oeuvre bijeen, dat diverse literaire
deelgebieden verkent, van poëzie over romans tot tv-bewerkingen. Vandeloo wordt een van die auteurs die bijna verplichte literatuur worden voor middelbare scholieren. Jos gaat in Mortsel wonen, een
zuidelijke randgemeente van Antwerpen waar heel wat schrijvers zijn neergestreken, waar hij in 2005 op zijn 90ste overlijdt. Het is vooral de generatie van Vandeloo die van de Quinten Matsijs een
literair café heeft gemaakt. De nieuwe lichting met o.a. Tom Lanoye richtte zich meer op enkele cafés in Antwerpen-Zuid, waar het culturele leven zich vanaf 1980 afspeelde.
Maar wie is dat vijfde gezicht? Da’s Wim Hazeu, in Delft geboren in 1940 en via de journalistiek in de literatuur belandt. Eerst in Nederland, in 1959 als oprichter van tijdschrift ‘Kentering’, daarna tussen
1965 en ‘71 chef literaire programma’s van de NCRV-omroep, om vervolgens tv-programma’s rond literatuur te gaan maken. En vooral ook biografieën te schrijven: Godfried Bomans, Gerrit Achterberg,
Jan Jacob Slauerhoff, graficus M.C. Escher, Simon Vestdijk, striptekenaar Maarten Toonder, Lucebert … Geen kleine namen dus en daarnaast wordt Wim uitgever, eerst bij Elsevier, dan Bosch en
Keuning en vervolgens in België de uitgeverijen Hadewych en Houtekiet. Maar misschien de beste reden om op juist deze gevel onder de aandacht te worden gebracht: Wim Hazeu is auteur van het
boek ‘Literaire cafés van Antwerpen’.
Herberg Quinten Matsijs bestaat al héél lang, sedert 1565. In dat jaar begint iemand hier een uitspanning waar kooplui kunnen overnachten en maaltijden gebruiken, plus in de aanpalende stal hun
paarden kwijt kunnen. Vooral kooplui uit het hertogdom Gulik treffen elkaar hier, vandaar boven de deur die steen ‘In ’t Gulick’ - lees dus niet ‘Geluk’. Dat hertogdom lag in het huidige Duitsland in het
gebied tussen Rijn en Maas, met de rivier de Roer als middellijn. Je vindt er vandaag nog de stad Jülich, maar Nederlands-Limburgse steden als Sittard, Susteren en Tegelen behoorden er ook toe.
Stap je vandaag hier binnen, dan kom je in een bruin interieur, waar het daglicht gefilterd wordt door gekleurde glas-in-loodramen en oude lampenkapjes hun gedempte licht op houten tafels en stoelen
laten schijnen. Er staat een 250 jaar oud speelmeubel, een tonspel. Twaalf bronzen schijven moet je door gaten met een puntenwaarde werpen. Eén speelgat is een lange, smalle sleuf, waar echte
cracks hun winnende worp in deponeren. Om honger te stillen en alcohol onder controle te houden wordt daarbij gezoden wordt geserveerd, warm gekookte worst dus.
Rest ons nog te vertellen dat vanuit de Quinten Matsijs regelmatig Elsschot-wandelingen georganiseerd worden. Je komt dan langs allerlei plaatsen in de stad, waar de schrijver zelf is geweest of waar
enkele van zijn verhalen zich hebben afgespeeld. Hier en daar zie je ook fraai bekapte stenen in het wegdek of trottoir liggen met Elsschot-teksten.
Cafés raak je niet zomaar voorbij, toch gaan we verder om al na enkele passen ‘De Kat’ te passeren, een kroeg uit de hoogdagen van de Wolstraat, woon- en verzamelplek van hip
Antwerpen uit de jaren 1960. De Hoofdkerkstraat mondt uit in die Wolstraat, waar we linksaf slaan, maar meteen naar rechts kijken, naar de hoek van de Wolstraat met de Coppenolstraat.
“De geboorte der Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria”
Twee monden vol voor de naam van deze ook letterlijk schitterende madonna, die hier al hing vóór 1744, al is het beeld in 1787 wel in grijze grèssteen vernieuwd. In de stralenkrans een
Mariamonogram, de in elkaar verweven letters A, V en M (Ave Maria). En op de sokkel tussen twee engeltjes lees je: ILLUXIt MUnDo eXUrgIte CIVes = Hij bracht het licht in de wereld, sta op, burgers.
De hoofdletters zijn de Romeinse cijfers I–1, V-5, X-10, L-50, C-100, D-500, M-1000 (U = V). Tel die op en je komt uit op 1744.
Zo’n beeld werd onderhouden door een buurtschap, die bij processies ook voor extra versiering zorgde. In 1853 vond er in Antwerpen een grote processie plaats ter gelegenheid van het jubelfeest van
het Onze-Lieve-Vrouwegilde. Bij dit beeld stonden toen vier tribunes met daarop fraai uitgedoste kinderen met daarbij zilveren wierookvaten, terwijl zij het Magnificat zongen. De buurtschap won er de
tweede prijs mee en kocht met dat geld een zilveren scapulier – een schoudermantel - die om het beeld werd gehangen.
Vandaag bekommerd de vereniging ‘Voor Kruis en Beeld’ zich om de vele Antwerpse Mariabeelden en zorgt onder meer voor restauratie. In 2006 is dat gebeurd bij dit beeld door Dirk Lenaerts, waarbij
Geneviève Hardy de stralenkrans opnieuw heeft verguld.
Wandel verder de Wolstraat door tot je links een smal zijstraatje passeert, het Moriaanstraatje. Draai even om naar de muurschildering, waarin je het beeld herkent dat je zojuist op het
Hendrik Conscienceplein al bent tegengekomen.
MUURSCHILDERING HENDRIK CONSCIENCE
Moriaanstraatje.
Hier heeft Jan Bosschaert in 2005 de eerste Antwerpse stripmuur gerealiseerd. De fontein spuwt letters, die neerdalen op allerlei boeken en affiches. Zo zie je het affiche van Saint Amour, de naam van
een jaarlijks literair gebeuren. Verder een fragment uit een stripverhaal van Urbanus, het vrouwelijke stripfiguurtje Sam van Jan Bosschaert zelf, ‘De oom van Felix Roobeek’, dat is een roman van
Conscience uit 1912.
Steek hier over naar de Oude Waag.
Meteen op de hoek met de Wolstraat zie je een minuscuul Onze-Lieve-Vrouwebeeldje tegen een blauwe schijf. Amper 40 cm groot en geen specifiek kunstwerk, maar seriewerk uit de jaren 1980,
gewoon ergens gekocht en hier aangebracht. Aanvankelijk was de schijf roze, in 1989 veranderd in blauw, een kleur die doorgaans met Maria wordt geassocieerd en ook veelal gebruikt wordt voor
beschermende afdekkingen boven veel beelden. Blauw was tot de late middeleeuwen een kleur met status, voorbehouden voor de adel. Het blauw werd gewonnen uit het inheemse plantje wede,
waarbij geelgroen sap binnen enkele seconden na het opbrengen in blauw verandert.
De WAGHETOL
Oude Waag 6.
Als je in de middeleeuwen stukgoederen wilde verkopen, moest je daarop een soort accijns betalen. Om die te berekenen werden die goederen officieel gewogen in een waaggebouw, waarbij die accijns
waghetol heette. Wie koopwaar elders liet wegen, kreeg een hoge boete bij betrapping.
Het Antwerpse stadsbestuur koopt het weegrecht rond 1513 van landvoogdes Margaretha van Oostenrijk en laat dan hier dit gebouw neerzetten. Er stond al eerder een waaggebouw, waarvan de 15de-
eeuwse kelder nog steeds bewaard is gebleven.
Wanneer de roemruchte Antwerpse projectontwikkelaar Gilbert Van Schoonbeke in 1548 een eind verder, midden op een door hem aangelegd plein, een nieuwe, grotere en betere stadswaag laat
bouwen met een feestzaal erboven, stopt hier het wegen. Alleen: dit gebouw is behouden, van Gilberts grotere waag schiet enkel nog een leeg plein over met de naam Stadswaag.
In 1749 vestigen de smeden hier hun gildehuis. Maar na de komst van de Franse revolutionairen worden alle gilden opgeheven en zo wordt dit gebouw rond 1798 openbaar verkocht.
Al voor de Eerste Wereldoorlog brengt Jozef Buerbaum-Van der Goten hier zijn drukkerij-uitgeverij onder. Hij is een Nederlandse jood, die onder het pseudoniem Janus Droogstoppel tijdens WO I
vlugschriften schrijft en drukt tegen de Duitse bezetter. Eenmaal betrapt, wordt hij door het Duitse Krijgshof tot vijftien jaar dwangarbeid veroordeeld. (Van uitroeiing van joden is in die oorlog nog geen
sprake.) Pas voorjaar 1919 keert Buerbaum terug, om in 1923 zijn drukkerij ingrijpend te laten renoveren door het archtectenduo Maurice Dieltiëns en Jef Huygh. De Stad Antwerpen verleent er een
subsidie voor, die 60 procent van de bouwkosten dekt. Bovendien krijgt de drukker van het stadsbestuur het mooie barokpoortje cadeau dat je nu als toegang ziet. Het was door mevrouw Leysen-Van
den Bergh aan de Stad geschonken, nadat het deel had uitgemaakt van brouwerij Van den Bergh in de Adriaan Brouwerstraat op het Eilandje, waar nota bene diezelfde Gilbert Van Schoonbeke een
groot aantal brouwerijen plus een waterhuis voor waterlevering had laten oprichten.
Zo’n barokpoortje wordt in Antwerpen een ‘Spaans poortje’ genoemd, hoewel de bouwstijl niets Spaans vertoont. Maar deze poortjes dateren uit de regeerperiode van het aartshertogenpaar Albrecht en
Isabella, die de Spaanse Nederlanden van Isabella’s pa Filips II als huwelijkscadeau hadden gekregen. We spreken dan over begin 17de eeuw, al dateren veel poortjes van later, zoals dit van 1670. De
letters IVB die je erop ziet staan zijn de initialen van brouwer Jan Van den Berg.
In de jaren 1980 wordt architect Eddy Posson eigenaar van de Waghetol. Hij laat dit gebouw tweemaal renoveren. In 1983 tot architectenkantoor, in 2004 tot duplex-appartementen.
Wandel verder naar het einde van de Oude Waag, waar je in de verte al een huis in gele steen ziet opdoemen in de Jeruzalemstraat.
ART DECOWONING
Jeruzalemstraat 13.
In de jaren 1950 verschijnen dit soort huizen in het straatbeeld: gebouwd met gele gevelstenen, gebogen raampartij op de eerste verdieping, soms zuiltjes of lijsten van zwarte tegels, eventueel met
goudkleurige lijnen versierd. Deze vormgeving in de art deco wordt pakketbootstijl genoemd.
Architecten die het bouwen anders willen aanpakken leggen in de jaren 1920 internationaal contacten, waaruit het Congrès International d’Architecture Moderne (CIAM) voortkomt, een idee van
onder meer de Zwitsers-Franse architect Charles-Edouard Jeanneret, die zich rond 1917 Le Corbusier gaat noemen. Op grote bijeenkomsten van CIAM worden nieuwe ideeën uitgewisseld en
becommentarieerd. Het vierde CIAM-congres vindt in 1933 plaats aan boord van het stoomschip Patris, dat vanuit Marseille naar Athene vaart. Volop tijd om tijdens die cruise de vormen van zo’n schip
in je op te nemen: ronde relingen, patrijspoorten, dekken boven elkaar … Ze vinden hun weerslag in heel wat ontwerpen voor gebouwen uit de jaren nadien.
Sla rechtsaf, de Jeruzalemstraat in. Meteen zie je rechts weer zo’n Spaanse poortje, behorend tot een hoekhuis, dat de echte voordeur nog in de Oude Waag heeft, vandaar hier geen
huisnummer.
HET SCHILD VAN JERUZALEM
Een huis met deze naam stond rond 1520 op deze hoek en daaraan dankt de straat zijn huidige naam. Daar hoort het verhaal bij van bewoner Dirk van Paesschen, die echter meer weg dan thuis was.
Hij stond bekend als Jeruzalemvaarder, een Antwerpse scheepskapitein die pelgrimsreizen naar het Heilige Land organiseerde, waarbij hij in Gallicië en Rome een tussenstop maakte, voor wie naar
Santiago de Compostella of naar Rome wilde gaan, ook twee bedevaartbestemmingen.
Na zijn eerste reis met vertrek in 1511 en terugkeer in 1512 wordt Dirk in maart 1512 door het Antwerpse stadsbestuur plechtig op de rede verwelkomd. Het schip van Jacob was dan ook in deze stad
gebouwd en had daarmee zijn zeewaardigheid duidelijk bewezen. Na nog twee pelgrimsvaarten in 1516 en 1518 wordt zijn schip opgeëist voor de zeeoorlog van keizer Karel V en strandt in 1521 op de
kust van het Engelse eiland Wight bij Yarmouth.
Van het afgebroken huis van Jacob resteert nog het barokke poortje, nu tegen een recentere gevel.
Wandel de straat verder uit en sla links de Engelse Beurs in.
MADONNA ALS HUWELIJKSGIFT
Hoek Grote Goddaert 2 / Engelse Beurs.
Opnieuw een gerestaureerd Mariabeeld en die restauratie is er gekomen dankzij een gift van een echtpaar ter gelegenheid van hun huwelijk. Nee, niet eeuwen geleden, Kim Raymakers is in 2002 van
start kunnen gaan met het opnieuw aanbrengen van de verdwenen luifel met daarbij de stralende Heilige Geest als zinnebeeldige duif. Wat vermist is gebleven, zijn de vergulde kroontjes die Maria en
Jezus op het hoofd droegen. Maar desondanks blijft moeder haar kind fier tonen.
Nu is het nog maar enkele stappen tot op de Pottenbrug, het door groen omgeven pleintje met middenin een eigentijds standbeeld.
STANDBEELD PAUL VAN OSTAIJEN
Pottenbrug.
Onmiskenbaar een werkstuk van Wilfried Pas, die steeds streeft naar een speciale weergave in brons van de voorgestelde persoon. In dit geval de bekende dichter Paul van Ostaijen, intens
geleefd, sterk geëngageerd, de poëzie vernieuwd, ver weg en te jong gestorven. Maar zijn invloed werkt tot op de dag van vandaag door en niet enkel dankzij ‘Marc groet ’s morgens de dingen’.
Zijn standbeeld – nu ja, veel ‘staan’ doet Paul niet - staat er sinds 1998 en het staat hier goed. Kijk maar even recht vooruit in die smallere straat en je ziet de wimpel hangen van het Letterenhuis, een
literair museum waar ook Paul van Ostaijen zijn thuis heeft gevonden.
Met je blik richting Letterenhuis sla je nu rechtsaf, de Minderbroedersrui op.
De Minderbroedersrui is een deel van de watersingel, die tussen 1070 en 1104 rond de eerste stadskern buiten de Antwerpse burcht is aangelegd. Als je erop let, valt het op dat de huizen aan de
linkerkant soms een dubbele toegangspoort hebben, terwijl dat bij geen enkel huis aan de rechterkant het geval is. Rechts is er geen plaats voor grote doorgangen, want vlak achter die huizen loopt ook
een straatje. Je kijkt soms dwars door zo’n huis heen, als er grote achterramen zijn zie je dat andere straatje.
De Minderbroedersrui vormt een scheiding tussen de Oude Stad met zijn dichte bebouwing en de latere wijken aan de overzijde, waar de Stadswaag, de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en
de eerste Antwerpse universiteit een plaats hebben gekregen.
Bij de oversteekplaats net voor de lichte bocht naar rechts, zie je aan de linkerkant op Minderbroedersrui 58 een soort reliek uit de jaren 1960, een tweedehands winkeltje met een propvolle etalage vol
allerhande spulletjes, zonder enige specialiteit. Vroeger waren er hier meer, nu gaan we naar kringloopwinkels.
Meteen bij het nemen van de bocht zie je hem voor je oprijzen:
SINT-CAROLUS BORROMEUSTOREN
Sint-Katelijnevest.
Vanop het Hendrik Conscienceplein kon je deze toren niet vermoeden. De campanile reikt 58 meter de lucht in met op de derde verdieping aan de kant van de Sint-Katelijnevest een beeld van de
Verlosser met het kruis en aan de twee aangrenzende zijden een engel – werk van beeldhouwer Andries Colijn de Nole.
Sla nog even bij de verkeerslichten rechts de Wijngaardbrug in en kijk meteen naar een gedenkplaat op de gevel van het rechter hoekhuis.
BEZOEK ALBRECHT DÜRER AAN ANTWERPEN
De Duitse schilder Albrecht Dürer gaat in de zomer van 1520 op reis door de Nederlanden. Niet zomaar een tripje, hij neemt er zijn tijd voor en zal pas in de zomer van 1521 terugkeren naar Duitsland.
Gelukkig mag zijn vrouw Agnes Frey mee en om het beiden gemakkelijk te maken, reist ook dienstmeid Suzanne met het kinderloze echtpaar mee. Dürers bezoek aan Antwerpen houdt verband met een
tentoonstelling van de Aztekenschat in het Brusselse Coudenbergpaleis, die daar plaatsvindt in het kader van de kroning van Karel V tot keizer in Aken.
Op zondag 19 augustus 1521 staat het drietal in Antwerpen naar de Onze-Lieve-Vrouwe Ommegang te kijken, een processie die elk jaar plaatsvindt op de zondag na Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart (15
augustus). Albrecht is kennelijk geïnteresseerd, hij heeft nauwkeurige aantekeningen bijgehouden van de deelnemende groepen. De Dürers logeren even verderop in de Wolstraat bij Joost Planckfelt,
een zeepzieder die er ook een logementshuis Engelenborch op nahoudt. Albercht en Joost kunnen met elkaar overweg, zijn gastheer brengt hem in contact met de juiste Antwerpenaren.
Zo krijgt Dürer ook een rondleiding door het Antwerpse stadhuis, waar hij bij enkele grote beenderen te horen krijgt dat dit de restanten van Druon Antigoon zijn, de door Silvius Brabo verslagen reus – al
zal later vastgesteld worden, dat het hier om walvisbeenderen gaat.
Deze gedenkplaat is in 1971 geplaatst dankzij een schenking van Dürers geboortestad Neurenberg, omdat de kunstenaar 500 jaar eerder was geboren, in 1471. Omdat het oorspronkelijke
logementshuis van Joost Planckfelt niet meer in redelijke staat verkeerde, is de plaat op dit huis aangebracht.
Steek de straat over naar de Sint-Katelijnevest en wandel die verder uit.
Je passeert de voet van de Sint-Carolus Borromeustoren, waar je de beeldengroep ‘Heilig Sacrament’ ziet – twee engeltjes die in aanbidding knielen voor een kelk en een hostie. Die hosties worden in
de kerk bewaard in een tabernakel nabij het hoofdaltaar. Daarom staat de toren bij deze barokke jezuïetenkerken altijd achter het altaar, vlakbij de plek waar de eucharistie wordt gevierd. Dus niet aan
de kerkingang of op de kruising van schip en dwarsbeuk zoals bij veel andere kerken. Deze beeldengroep is er pas bij de 19de-eeuwse restauratie van de kerk gekomen.
Vroeger was de Sint-Katelijnevest een straat met winkels voor typemachines, geluidsinstallaties en andere huiselektronica. Sinds de komst van de computer en de Mediamarkten is hier leegstand
ontstaan, die nu aarzelend door nieuwe zaken met een ander aanbod wordt opgevuld.
Steek het kruispunt met de Lange en Korte Nieuwstraat recht over.
Links zie je een voorbeeld van zo’n nieuwe zaak, die niettemin een zeer lange geschiedenis kent:
CUPERUS koffie en thee
Sint-Katelijnevest 51.
Van oorsprong een Nederlands bedrijf, gesticht in 1823 in Friesland. Aanvankelijk handelend in thee, later ook in koffie. Op de Antwerpse wereldtentoonstelling van 1894 was er een nagebouwde wijk
Oud-Antwerpen, waar in middeleeuws aandoende huizen een nostalgisch beeld werd opgeroepen van de stad. Winkelhuisjes konden gehuurd worden door zakenlui en zo was er in die tijdelijke wijk ook
een vestiging van Cuperus. Meer dan dertig jaar later streken ze met een tearoom neer in het Antwerpse stadshart, in 1931 in de toen fonkelnieuwe Boerentoren (zie onze wandeling Quartier Latin). Als
eigenaar Kredietbank de volledige toren in gebruik neemt, verhuist Cuperus naar de belendende Schoenmarkt, waarna ze sinds kort naar deze plek zijn verhuisd. Wie meer verhalen over koffie wil
horen, vindt die op https://www.koffiestories.be
Kijk nu naar de andere straatzijde, het huis op de hoek met de Beggaardenstraat. Maar om die gevel goed te bekijken, ga je beter aan de overzijde van de Sint-Katelijnevest staan.
GUTENBERG
Sint-Katelijnevest 50.
Deze hele gevel staat in het teken van de drukkunst. D. De Vetter, een drukker die deze gevel laat bouwen, was een liberaal. In het België van de 19de eeuw waren dat fervente vijanden van de
katholieken en werden ze ‘geuzen’ genoemd. De Vettere verkoopt ‘geuzenbladen’ en om het allemaal nog erger te maken, vernielt hij op 14 september 1879 het Madonnabeeld dat op de hoek van het
oude huis prijkte.
Er komt een nieuwe gevel voor in de plaats, die qua versiering geheel aan de drukkunst is gewijd. Bovenaan staat een buste van Johannes Gutenberg, de man die in 1439 de eerste drukpers in
Straatsburg uitvindt. Je ziet dat jaartal terugkeren achter de zin ‘Et la lumière fut’ (En het licht was er – de drukpers die de kennis verspreidde onder het publiek). Daaronder lees je ‘Et la lumière luit’ (En
het licht schitterde – met daarachter het jaartal 1880, het bouwjaar van dit pand).
Verder lees je nog ‘Rien ne me résite’ (Niets houdt me tegen), terwijl je ook allerlei soorten zuiltjes ziet. Die zuiltypes komen uit de modellenboeken van de Nederlander Hans Vredeman de Vries, die in
1870 voor het eerst als platenbundels zijn uitgegeven. De Vettere was dus wel goed op de hoogte van wat er zoal gedrukt werd en kreeg de inspiratie voor zijn gevel misschien van een Parijse
wereldtentoonstelling in 1878. Zeer opvallend, de ruimte achter deze gevel is nog geen kamer diep.
Wie deze gevel stond de bekijken, hoeft zich maar om te draaien om op het zeer brede gebouw achter haar of hem een naam te lezen: