Mathias de Lobel wordt in 1538 geboren in de Franse stad Lille en behaalt zijn doctoraat in Montpellier. Hij vestigt zich in Antwerpen, treedt vervolgens in dienst van Willem van Oranje te Delft en keert
na de gelukte moordaanslag op Willem in 1584 terug naar Antwerpen. Vervolgens treedt Lobelius in dienst bij de Staten-Generaal, maar wordt haast onmiddellijk daarna door koning James I tot
hoofdopzichter van de Koninklijke Tuinen in Londen benoemd. Hij ontwikkelt hier de naar hem genoemde Lobelia en overlijdt er in 1616.
Mathias de Lobel geeft diverse farmacologische en botanische werken uit, geïllustreerd met vele platen van Rembert Dodoens en Charles de l'Escluse (Clusius). Bij de bespreking van de synoniemen
van de Ouden en de Modernen wijst hij herhaaldelijk op vergissingen van de commentatoren van Dioscorides en Mattioli. Hij maakt een duidelijk onderscheid tussen eenzaadlobbigen en
tweezaadlobbigen, hoewel deze verdienste hem vaak wordt betwist. Lobelius behoort samen met Dodoens en Clusius tot de baanbrekers van de moderne botanica. Van Lobelius heeft Plantijn een
Kruydtboeck uitgegeven in 1581.