Als zoon van meesterschoenmaker Pierre Horta en Henriette Coppieters wordt Victor op 6 januari 1861 in Gent geboren. De jonge Vic gaat in 1873 naar het Gentse conservatorium om muzieklessen te
volgen. Maar daar wordt hij binnen de kortste keren weggestuurd, wegens gebrek aan discipline. Daarom stapt hij over naar de afdeling architectuur van de Gentse Academie voor Schone Kunsten. Tot
1877 studeert hij daarnaast aan het Koninklijk Atheneum in Gent.
Na een omwille van de dood van zijn vader op 13 juni 1880 ingekort verblijf in Parijs, vestigt Victor Horta zich in Brussel, waar hij in 1881 trouwt met zijn jeugdvriendin Pauline Heyse, waarmee hij zijn
enige dochter Simone krijgt. In de Belgische hoofdstad gaat Horta lessen volgen aan de Academie voor Schone Kunsten en loopt hij enkele jaren stage bij Alphonse Balat, de Franse architect van
koning Leopold II. Van hem leert hij het gebruik van ijzer en glas in de bouw. Balat bouwt onder meer de Koninklijke Serres in Laken. In 1884 wordt Victors ontwerp voor een nieuw parlementsgebouw
bekroond met de Godecharleprijs voor architectuur.
Dankzij de toelating in 1888 tot de vrijmetselaarsloge Les Amis Philanthropes met links-liberale intellectuelen en progressieve kunstenaars krijgt Victor Horta reeds bij het begin van zijn Brusselse praktijk
opdrachten voor grote stadshuizen in Brussel, zoals het Autriquehuis (1893, Schaarbeek), het Huis Tassel (1893, Elsene), Solvayhuis (1894, Louisalaan) en Huis Van Eetvelde (1895, Ambiorixwijk). In
het Tasselhuis gebruikt hij als eerste ijzer voor de vormgeving in de woningbouw. Tot dan toe was dat materiaal voorbehouden aan grote zakelijke en openbare bouwwerken en werd het nog vaak
verborgen achter natuur- of bakstenen wanden.
In 1884 hebben een aantal progressieve liberalen zich van hun partij afgescheiden en hun ideeëngoed leunt sterk aan bij de intellectuelen binnen de Belgische Werkliedenpartij (BWP), die een jaar later
in Brussel wordt opgericht en met wie ze goede contacten onderhouden. Die linkse liberalen binnen zijn kennissenkring schuiven Victor Horta naar voren wanneer de Société Coopérative Ouvrière van
Brussel een nieuw gebouw wil optrekken voor hun te klein geworden lokalen. Onder de BWP-leden zijn bijna vanzelfsprekend geen grote architecten te vinden, zodat men best wil samenwerken met
iemand die in gedachtengoed bij de partij aanleunt.
In 1895 begint Horta aan het Socialistische Volkshuis aan de Joseph Stevensstraat, vlakbij de Grote Zavel. Later zal de ruimte voor het gebouw Emile Vanderveldeplein worden gedoopt, naar een van
de socialistische voormannen. Het moet een gebouw worden met veel lucht en licht, precies wat de arbeiders in die dagen zo node missen bij hun werk. In het Volkshuis zijn ruimten voor de
administratie van de coöperatieve, vergaderzalen, ruimten voor vormingsprojecten, een café met twee verdiepingen, winkels aan de straatzijde en de grote feestzaal. De bedrijven van de coöperatieve
zijn elders in Brussel op diverse plaatsen gehuisvest. Na de afbraak van dit volkshuis in 1965 zijn een aantal metalen onderdelen bewaard gebleven, waarvan een deel dankzij brouwerij Palm later is
verwerkt in brasserie Horta aan het Hopland in Antwerpen.
In 1898 kan Horta zijn eigen woning en atelier optrekken aan de Amerikaansestraat 23-25 in Sint-Gillis, het huidige Hortahuis-museum. Hier beleeft hij zijn scheiding van Pauline in 1906 en het
hertrouwen in 1908 met Julia Carlsson.
In 1901 vraagt Julien Bernheim aan Victor Horta zijn warenhuis aan de Brusselse Nieuwstraat te vergroten en zo komt er het imposante "A l'innovation"-gebouw, dat in 1967 brandend ten onder gaat bij
een van de grootste rampen van België. Maar dan is Horta al dood. Bij leven wordt hij zowat de huisarchitect van Bernheim Frères en ontwerpt de Inno-filialen in de Brusselse randgemeente Elsene
(1903), Frankfurt (1903) en aan de Antwerpse Meir (1906). Inmiddels zijn die allemaal gesloopt.
Tussen 1903 en 1906 werkt Horta aan een magazijn voor de textielgroothandel van Charles Waucquez, waarin thans het Museum van het Belgische Beeldverhaal (Stripmuseum) huist.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog gaat Horta naar Londen, waar hij clandestien deelneemt aan een congres over de heropbouw van de verwoeste Belgische steden. Hij voert daar ook het woord en dat
komt in de pers, waardoor hij niet naar België terug kan keren. Dankzij zijn tweede vrouw Julia, die de nationaliteit van het neutrale Zweden bezit, kan hij naar de Verenigde Staten vertrekken en zich
daar met lezingen over Vlaamse kunst en Belgische architectuur in leven houden. Bij zijn terugkeer naar België in 1919 verkoopt Horta zijn huis in Sint-Gilles en woont nadien op verschillende adressen
in het Brusselse tot aan zijn dood op 8 september 1947. Hij ligt begraven op het kerkhof van Elsene.
Van zijn werk na de Eerste Wereldoorlog zijn vooral het Paleis voor Schone Kunsten (nu Bozar) aan de Ravensteinlaan in Brussel en het Brusselse Centraal Station bekend gebleven. Hij heeft dan al de
art nouveau ingeruild voor art deco en modernisme, maar is toch vooral bekend gebleven voor zijn eerste periode. Hij bouwt ook het erepaviljoen van België op de Exposition des Arts décoratifs et
industriels moderne, de legendarische tentoonstelling die in 1925 in Parijs plaatsvindt. Koning Albert I verleent hem in 1932 de titel van baron.
Als een der grondleggers van de Belgische art nouveau heeft Horta zich vooral van de andere architecten onderscheiden door zijn indeling van de binnenruimte. In zijn woningen speelt met name de
lichtinval een belangrijke rol, waarbij via een centraal trappenhuis het daglicht ook middenin de woning wordt gebracht, om van daaruit via binnenramen de diverse kamers binnen te stromen. Dat is
zichtbaar in zijn eigen woning, maar bijvoorbeeld ook heel duidelijk in het Huis Van Eetvelde. Verder is Horta's gebruik van zichtbaar gelaten metaal zeer opvallend, terwijl je bij hem juist géén sgrafitti-
muurschilderingen zult aantreffen. Dat deze grote architect niet vanaf zijn eerste ontwerp de art nouveau-stijl heeft toegepast, blijkt uit een rijtje vroege woningen in zijn geboortestad Gent.
OEUVRE (onvolledig)
1885
Drie burgerwoningen.
Twaalfkameren 49-51-53, Gent.
Op nr. 51 zes basreliëfs met engelen en planten van beeldhouwer Hippolyte Le Roy.
1889
Tempeltje voor beeldhouwwerk De Menselijke Driften van Jef Lambeaux.
Jubelpark, zijde Kortenberglaan / Renaissancelaan, Brussel.
1890
Huis Mattyn.
Bordeaustraat 50, Sint-Gillis (Brussel).
1890
Inrichting galerie Henri van Cutsem – beschermd 1993.
Kunstlaan 16, Sint-Joost-ten-Node (Brussel).
Thans onderdeel van het Charlier Museum.
1891
Sokkel standbeeld van schilder Louis Gallait.
Square Paul Bonduelle, Doornik.
In samenwerking met beeldhouwer Guillaume Charlier.
1893
Huis Autrique – beschermd 1976.
Haachtsesteenweg 266, Schaarbeek (Brussel).
I.o.v. Eugène Autrique.
Gerenoveerd door striptekenaars François Schuiten & Benoît Peeters, waarna er een speciale expo in het gebouw ondergebracht is.
(Gesloten tot eind 2015.)
1893
Huis Tassel – beschermd 1976.
P.-E. Jansonstraat 6, Brussel.
1894
Huis Wissinger – beschermd 1984.
Munthofstraat 66, Sint-Gillis (Brussel).
1894
Huis Frison – beschermd 1994.
Lebeaustraat 37, Brussel-Zavel.
1894
Atelier beeldhouwer Godfried Devreese – verbouwd.
Vleugelstraat 71, Schaarbeek (Brussel).
1894
Herenhuis Solvay – beschermd 1977.
Louizalaan 224, Brussel.
I.o.v. Industrieel Ernest Solvay.
1894
Familiegraf Ernest Solvay.
Begraafplaats Elsene, Boondaalsesteenweg 428 / Kroonlaan, Elsene (Brussel).
1894
Monument voor Alfred Solvay, broer van Ernest Solvay - vernield.
Binnenplaats Solvayfabriek, Couillet (Charleroi).
1894
Binneninrichting Château de Wangen.
Chambley (Frankrijk).
I.o.v. Ernest Solvay.
1895
Huis Van Eetvelde – beschermd 1971.
Palmerstonlaan 2, Brussel-Ambiorix.
1895
Kindertuin – beschermd 1976.
Sint-Gisleinstraat 40, Brussel-Marollen.
1895
Interieurinrichting Huis Anna Bock – verdwenen.
Guldenvlieslaan 73, Sint-Gillis (Brussel).
1895-1899
Socialistisch Volkshuis – afgebroken 1965-’66.
Joseph Stevensstraat, nu Emile Vanderveldenplein, Brussel-Zavel.
Spanten gerecupereerd in brasserie Horta, Hopland, Antwerpen.
1895
Huis Deprez-Van de Velde – verbouwd; beschermd 1971.
Palmerstonlaan 3, Brussel-Ambiorix.
1898
Uitbreiding Huis Van Eetveld – beschermd 1971.
Palmerstonlaan 2, Brussel-Ambiorix.
1898
Eigen woning en atelier Victor Horta – beschermd 1963.
Amerikaansestraat 23-25, Sint-Gillis (Brussel).
Thans Horta Museum.
1899
Huis Aubecq – afgebroken 1950.
Louisalaan 520, Brussel.
Geredde glasramen verwerkt in metrostation Horta.
1900
Uitbreiding Huis Furnémont.
Gatti de Gamondstraat, Ukkel (Brussel).
1901
Huis Roger – verbouwd.
Louizalaan 459, Brussel.
1901
Herenhuis Dubois – beschermd 1972.
Brugmannlaan 80, Vorst (Brussel).
1901
Atelier en woonhuis Braecke.
Troonafstandstraat 51, Brussel.
1901
A l’Innovation – afgebrand 1967.
Nieuwstraat 111, Brussel.
1902
Huis Max Hallet – beschermd 1975.
Louizalaan 346, Brussel.
1902
Sokkel voor monument van staatsman Jules Bara.
Place Crombez, Doornik.
In samenwerking met beeldhouwer Guillaume Charlier.
1903
Warenhuis Waucquez – beschermd 1975.
Zandstraat 20, Brussel.
Sinds 1989 Belgische Centrum van het Beeldverhaal, thans Belgisch Stripcentrum.
1903
Huis Sander Pierron.
Waterleidingstraat 157, Elsene (Brussel).
1903
Grand Bazar Anspach – afgebroken.
Bisschopsstraat 66, Brussel.
1903
Huis Vinck – verbouwd.
Washingtonstraat 85, Elsene (Brussel).
1903
A l’Innovation – verbouwd.
Elsenesteenweg 63-65, Elsene (Brussel).
1904
Solvay laboratoria.
Elyzeese Veldenstraat, Elsene (Brussel).
1905
Grand Bazar – vernield in WO II.
Frankfurt-am-Main (Duitsland).
1905
Solvay paviljoen – afgebroken.
Wereldtentoonstelling, Parc de la Boverie, Luik.
Geopend van 25 april tot 6 november 1905.
1906
Huis Wiener – afgebroken.
Sterrekundelaan, Sint-Joost-ten-Node (Brussel).
1906-1923
Brugmannziekenhuis.
Van Gehuchtplein, Jette (Brussel).
1906
Warenhuis Hicklet – verbouwd.
Nieuwstraat 20, Brussel.