  Het Stille Pand (2006-2021)   Het Stille Pand (2006-2022)   Het Stille Pand (2006-2023)   Het Stille Pand (2006-2023)   Het Stille Pand (2006-2021)   Het Stille Pand (2006-2022)   Het Stille Pand (2006-2024)
Antwerpen Quartier latin Floris de Vriendt Cornelis (1514-1575)
Binnen de familie Floris de Vriendt is het vak van metselaar en steenhouwer al enkele generaties overgegaan van vader op zoon. In 1406 is een van hen nog als meester toegetreden tot het Brusselse ambacht van de ‘steenbikkeleren’, de steenbewerkers dus. In de loop van de 15de eeuw verhuist Jan Florisz de Vriendt naar Antwerpen en diens tweede voornaam wordt later ook een deel van de achternaam van zijn nakomelingen. Cornelis Floris de Vriendt wordt in 1514 in de steenhouwerswijk van Antwerpen geboren als oudste van vier zonen van Cornelis Floris en Margarete Goos. Omdat hij dezelfde naam als zijn vader draagt, wordt later van Cornelis I gesproken wanneer het over pa gaat en over Cornelis II als we de zeer veelzijdige zoon bedoelen, die de stap van gewone steenhouwer naar een man met artistieke talenten zet. Ook Cornelis’ jongere broer Frans Floris (doorgaans zonder de volledige familienaam vermeld) maakt een artistieke carrière, maar dan als schilder. Zijn andere broers Jacob en Jan worden respectievelijk schilder van glas-in-loodramen en pottenbakker. Omdat vader Cornelis I geen rol van betekenis heeft gespeeld als zelfstandig ondernemer of ontwerper, spreken we hier verder gewoon over Cornelis als we zoon Cornelis II Floris de Vriendt bedoelen. De jonge Cornelis heeft ongetwijfeld zijn eerste stappen tussen de stenen in de ouderlijke werkplaats gezet en verder de zin voor artistieker werk opgedaan bij oom Claudius, die in 1533 als ‘beeldsnijder’ wordt ingeschreven als lid van de Antwerpse Sint-Lucasgilde, waarin schilders, beeldhouwers, glazeniers en ander volk dat zich met activiteiten bezighoudt waar het woord ‘kunst’ aan gekoppeld kan worden, verenigd is. Oom Claudius is de eerste van de familie Floris de Vriendt die zich op het kunstenaarspad heeft gewaagd. En hoewel Cornelis zich als lid aanmeldt bij het ambachtsgilde van de steenkappers, is hij nooit als ‘meester’ in dat vak ingeschreven. Zijn lidmaatschap van de Sint-Lucasgilde leidt echter wel tot zo’n meester-titel. Maar eerst gaat Cornelis Floris de Vriendt een reis maken naar Italië, waar de renaissance al volop tot bloei is gekomen, hetgeen zich op gebied van beeldhouwen en architectuur uit in een nieuwe vormentaal en andere ideeën over de bouw van huizen. Uit zijn latere werk spreekt een zekere invloed van Andrea en Jacopo Sansovino, met wier werk hij in Italië kennis moet hebben gemaakt. Cornelis komt in 1538 terug naar Antwerpen en dat heeft ongetwijfeld te maken met de gezondheidstoestand van zijn vader, die op 17 september 1538 overlijdt. Zoon Cornelis wordt het jaar daarop, 1539, als ‘vrijmeester’ in de Sint-Lucasgilde ingeschreven. Later zal hij het tot tweede (1547) en eerste (1559) deken van deze gilde brengen, wat een erkenning van zijn belangrijke positie is. Intussen heeft hij in 1549 het huis Sint-Joris aan de Antwerpse Everdijstraat gekocht als woonhuis en atelier, waar hij natuurlijk het nodige aan verbouwd in zijn eigen stijl. Sinds 1986 is dat gebouw op nr. 35 als monument beschermd, maar enkel de linkerzijde met Madonnabeeld is uit de tijd van Cornelis. In 1550 is het daar feest, dan trouwt hij met Elisabeth Machiels. Cornelis Floris de Vriendt is een veelzijdig begaafd talent. Hij maakt tekeningen, onder meer als illustratie van de ‘liggeren’ (ledenlijst) en het ‘busboek’ van de Sint-Lucasgilde, maar geeft ook een aantal modellenboeken uit. Daarmee verspreidt Cornelis nieuwe opvattingen onder zijn Vlaamse en Hollandse kunstbroeders, waartoe ook een flink aantal leerlingen van deze meester bijdragen. In 1548 publiceert hij bij uitgever Hieronymus Cock Vazen, zijn Spreukencartouches volgt in 1554, dan is er Veelderley Veranderinghe van grotissen grotesken - ende compartimenten uit 1556 en ten slotte Veelderley niewe Inventien van antyckse sepultueren dat in 1567 verschijnt. Het zogeheten ‘rolwerk’ is een idee van Cornelis. Het gaat om een versiering voor meubels, gevels, wandtapijten en prenten, die bestaat uit banden met naaktfiguurtjes, dieren en planten. In zijn dagelijkse praktijk verwerkt Cornelis Floris de Vriendt de Italiaanse invloeden binnen zijn eigen Vlaamse aanpak, waaruit een soort noordelijke renaissancestijl ontstaat, die later ook wel Florisstijl wordt genoemd. Naast Floris de Vriendt wordt die stijl uitgedragen door Pieter Coecke van Aelst en vooral in tekeningen naar buiten gebracht door Hans Vredeman de Vries, een uit Friesland afkomstige man, die zich veel in het zuiden ophoudt, in de dan Spaanse Nederlanden. Ofschoon er soms bij gebouwen wordt gesproken over een Vredeman de Vries-stijl, heeft Hans zelf amper als architect gewerkt. Het zijn vooral zijn modelboeken die invloed uitoefenen. Cornelis Floris de Vriendt houdt het evenwel niet bij tekeningen alleen. Hij maakt ornamenten voor monumenten en gebouwen, vervaardigt grafmonumenten, is bezig met gotisch design voor kannen en schalen, is kennelijk zelf literair actief, gezien hij in 1558-’59 als deken van rederijkerskamer De Olijftak optreedt en zal uiteindelijk ook als architect naam maken. Zijn bekendheid deint al spoedig uit buiten de lokale Antwerpse grenzen naar de rest van het Brabantse gebied en ook naar enkele buitenlandse verwezenlijkingen. Zo geeft Albrecht von Brandenburg-Ansbach, hertog van Pruisen, op 11 april 1547 Cornelis Floris de Vriendt opdracht voor het maken van een buste voor het grafmonument voor zijn overleden echtgenote Dorothea van Denemarken, dat wordt geplaatst in de domkerk van Königsberg nu Kaliningrad in Rusland. Er werd verondersteld dat het beeld in 1944 bij de Russische inval in nazi- Duitsland was vernietigd, maar het is in 2014 teruggevonden in het Poesjkin Museum in Moskou. Het beeld van Dorothea zal leiden tot diverse opdrachten voor het Deense koningshuis. Later zal Cornelis ook een wandgraf voor Albrecht zelf vervaardigen voor die domkerk en ook nog een borstbeeld van diens tweede vrouw Anna Marie von Brunswick-Lüneburg maken. Dat is als tegenhanger tegenover dat van Dorothea geplaatst in dezelfde kerk, maar is momenteel spoorloos. Tussen 1549 en 1552 wordt in Cornelis’ atelier in Antwerpen hard gewerkt aan het achttien meter hoge Sacramentshuis voor de Sint-Leonarduskerk in Zoutleeuw. Dit pronkstuk wordt in delen vanuit Antwerpen naar dat in die dagen welvarende stadje via rivieren getransporteerd en maakt dus een dagenlange reis via de Schelde, Rupel, Dijle, Demer, Gete en Kleine Gete. Voor Zuurbemde wordt door Cornelis Floris de Vriendt in 1555-’57 een tabernakel vervaardigd. In feite ook een sacramentstoren, maar nu als een soort altaar tegen de wand van de Sint-Catharinakerk geplaatst, 7 meter hoog en meer in renaissancestijl dan de toren van Zoutleeuw. In het koor van de Sint-Dimpnakerk te Geel kan je het praalgraf van Jan III de Merode en diens vrouw Anna van Gistel bewonderen, dat Cornelis Floris de Vriendt daar heeft afgewerkt rond 1554. Jan was toen reeds sinds 1550 dood, zijn echtgenote overleed in 1553. Het is een uit marmer en albast vervaardigd renaissancemonument geworden. Wanneer in 1553 na een beslissing van keizer Karel V de stoffelijke resten van de reeds in 1477 gestorven Karel de Stoute worden bijgezet in de Brugse Onze-Lieve-Vrouwekerk, wordt daarvoor ook een passend monument ontworpen door Cornelis Floris, een praalgraf met ligbeeld van de overleden Bourgondiër. In 1558 wordt dat ontwerp uitgevoerd door de Antwerpse kopergieter Jacob Jonghelinck en de steenhouwers Aerts en de Smet. Een van de bekendste activiteiten van Cornelis Floris de Vriendt is de supervisie over de bouw van het Antwerpse stadhuis. Nadat een vroeger project van Domien de Waghemaeker niet tot uitvoering was gebracht, omdat de bouwmaterialen waren gebruikt in 1542 om de stadswallen te versterken bij een aanval van de Gelderse legerleider Maarten van Rossum, wordt opnieuw aan een vervanging van het oude, gammele stadhuis gedacht rond 1560. Uit de diverse voorstellen wordt het grondplan van Hendrik van Paesschen en Jan Daems gekozen, die ook als aannemers voor de fundamenten en de kelders zullen zorgen vanaf 27 februari 1561. Wat er op die fundamenten wordt opgetrokken, is echter het ontwerp van Cornelis Floris de Vriendt, die met zijn idee voor een eigentijdse renaissancistische gevel in tegenstelling tot Domiens ontwerp van een nog puur gotisch gebouw de vroede vaderen weet te overtuigen. Hij moet wel wat water bij de wijn doen en rekening houden met het ontwerp dat Paludanus (zeg maar Willem van den Broecke) heeft ingediend en hetgeen de Italiaan Nicola Scarini heeft bedacht. Maar Cornelis leidt de bouw en gaat zelf naar steengroeven om bouwmaterialen uit te zoeken. Voor de afwerking met heel wat beeldhouwwerk zet hij in zijn atelier twaalf man aan het werk. En opschieten doet het! Exact vier jaar na de eerstesteenlegging kan op 27 februari 1565 de Antwerpse gemeenteraad zijn nieuwe stadhuis inhuldigen. Een gebouw dat indruk maakt en waarnaar goed gekeken is door de verder onbekende architect van het stadhuis in Den Haag, dat rond dezelfde tijd is gebouwd en veel overeenkomsten met Cornelis’ ontwerp vertoont. De Antwerpse stadsmagistraten zijn zo tevreden over Floris de Vriendts prestatie, dat zij hem nog tijdens de bouw van het stadhuis een nieuw groot project toevertrouwen: het Oosters Huis, een kantoor- en stapelgebouw voor Duitse kooplieden in Antwerpen, dat wordt gefinancierd door de Stad en de voornaaamste Hanzesteden. Tussen 1564 en 1568 zorgt Cornelis Floris de Vriendt dat het in het nieuwe havengebied Nieuwstad oprijst in carrévorm met een ruime binnenplaats en een fraaie toren, waardoor het qua uiterlijk aan het stadhuis doet denken. Het gebouw dat later tussen het huidige Napoleon- en Willemdok kwam te staan, is in 1893 verwoest door een enorme brand. De fundamenten zijn blootgelegd en onderzocht voordat op diezelfde plek in 2007 werd begonnen met de bouw van het Museum aan de Stroom (MAS). De Deense koning Christiern III laat voor zichzelf een mausoleum ontwerpen in de domkerk van de toenmalige Deense hoofdstad Roskilde, waaraan Cornelis Floris de Vriendt vanaf 1568 werkt. De glissanten ligbeelden van de vorst en zijn vrouw worden wat opgevrolijkt door vogel- en dierenfiguren. Bij de dood van Cornelis in 1575 is dit grafmonument nog niet voltooid, anderen hebben het afgewerkt. Ook heel trendsettend is Floris de Vriendts doksaal voor de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Doornik (Tournai), dat het altaar en koor afsluit van het kerkschip en zo een scheiding vormt tussen het domein van de religieuzen en dat van de gewone gelovigen. Het is een waar stenen kantwerk, met drie bogen waardoor de kerkgangers kunnen volgen wat de priester aan het altaar doet. Dit doksaal is tussen 1570 en 1573 tot stand gekomen. Cornelis Floris de Vriendt is een van de eerste beeldhouwer-bouwmeesters die in feite een groot bedrijf leidt. Hijzelf maakt de ontwerpen voor zijn opdrachtgevers, zoals ook later Peter Paul Rubens dat met schilderstukken zal doen, die dan grotendeels worden uitgewerkt door een team van kundige medewerkers in het atelier. Cornelis zorgt er daarbij voor, dat alles dat zijn bedrijf verlaat duidelijk zijn persoonlijke stempel draagt, een Florisstijl die zijn interpretatie van de Italiaanse renaissance voor onze streken belichaamt. Op 20 oktober 1575 overlijdt Cornelis Floris de Vriendt in zijn thuisstad Antwerpen. Later zal de Antwerpse beeldhouwer Jules Pécher een beeld van hem maken voor de reeks van beroemde landgenoten die op de Brusselse Kleine Zavel het monument voor de graven Egmond en Hoorne flankeren.
OEUVRE (onvolledig) 1533 Praalgraf van Frederik I van Denemarken – marmer met albast. Sankt Petri-Dom, Norderdomstrasse z/n, Schleswig (Duitsland). I.o.v. koning Christiern III. 1547 Epitaaf-borstbeeld van Dorothea van Denemarken – albast. Poesjkin Museum, Ulitsa Volkhonka 12, Moskou (Rusland). 1549-1522 Sacramentshuis – Avesnessteen. Leonarduskerk, Grote Markt z/n, Zoutleeuw. 1554 Praalgraf Jan III de Merode en Anna van Gistel – ligbeelden albast. Sint-Dimpnakerk, Sint-Dimpnaplein z/n, Geel. 1555-1557 Sacramentshuis – renaissancestijl. Sint-Catharinakerk, Zuurbemde z/n, Glabbeek-Zuurbemde. 1561-1565 Stadhuis – renaissancestijl. Grote Markt 1, Antwerpen. I.s.m. ontwerpers Willem Paludanus en Nicola Scarini, bouwmeesters Hans Hendrik van Paesschen en Jan Daems. 1562-1565 Woonhuis Frans Floris – afgebroken. Arenbergstraat, Antwerpen. 1563 Praalgraf Karel de Stoute – ontwerp. Onze-Lieve-Vrouwekerk, Mariastraat z/n, Brugge. I.o.v. koning Filips II van Spanje. I.s.m. Antwerpse kopergieter Jacob Jonghelinck, Antwerpse steenhouwers Jodocus Aerts en Jan de Smet. 1564-1568 Hansahuis – renaissancestijl; verwoest bij brand in 1893. Nieuwstad aan huidige Hansaplaats, Antwerpen-Eilandje. 1568-1575 Grafmonument voor Christiern III van Denemarken – afgewerkt door anderen; Unesco erfgoed. Domkirke, Domkirkepladsen 3, Roskilde (Denemarken-Seeland). 1570-1574 Doksaal – diverse marmersoorten, gepolijst zwart geverfd graniet, albast, stucwerk. Cathédrale Notre Dame, Place de l’Évêché 1, Tournai / Doornik. ???? Epitaaf-borstbeeld Anna-Marie von Brunswick-Lüneburg - verdwenen. Dom van Königsberg, Ulitsa Kanta 1, Kaliningrad. (Rusland). ???? Wandgraf Albrecht von Brandenburg-Ansbach. Dom van Königsberg, Ulitsa Kanta 1, Kaliningrad (Rusland).