Binnen
de
familie
Floris
de
Vriendt
is
het
vak
van
metselaar
en
steenhouwer
al
enkele
generaties
overgegaan
van
vader
op
zoon.
In
1406
is
een
van
hen
nog
als
meester
toegetreden
tot
het
Brusselse
ambacht
van
de
‘steenbikkeleren’,
de
steenbewerkers
dus.
In
de
loop
van
de
15de
eeuw
verhuist
Jan
Florisz
de
Vriendt
naar
Antwerpen
en
diens
tweede
voornaam
wordt
later
ook
een
deel
van
de
achternaam van zijn nakomelingen.
Cornelis
Floris
de
Vriendt
wordt
in
1514
in
de
steenhouwerswijk
van
Antwerpen
geboren
als
oudste
van
vier
zonen
van
Cornelis
Floris
en
Margarete
Goos.
Omdat
hij
dezelfde
naam
als
zijn
vader
draagt,
wordt
later
van
Cornelis
I
gesproken
wanneer
het
over
pa
gaat
en
over
Cornelis
II
als
we
de
zeer
veelzijdige
zoon
bedoelen,
die
de
stap
van
gewone
steenhouwer
naar
een
man
met
artistieke
talenten
zet.
Ook
Cornelis’
jongere
broer
Frans
Floris
(doorgaans
zonder
de
volledige
familienaam
vermeld)
maakt
een
artistieke
carrière,
maar
dan
als
schilder.
Zijn
andere
broers
Jacob
en
Jan
worden
respectievelijk
schilder
van
glas-in-loodramen
en
pottenbakker.
Omdat
vader
Cornelis
I
geen
rol
van
betekenis
heeft
gespeeld
als
zelfstandig
ondernemer
of
ontwerper,
spreken
we
hier
verder
gewoon
over Cornelis als we zoon Cornelis II Floris de Vriendt bedoelen.
De
jonge
Cornelis
heeft
ongetwijfeld
zijn
eerste
stappen
tussen
de
stenen
in
de
ouderlijke
werkplaats
gezet
en
verder
de
zin
voor
artistieker
werk
opgedaan
bij
oom
Claudius,
die
in
1533
als
‘beeldsnijder’
wordt
ingeschreven
als
lid
van
de
Antwerpse
Sint-Lucasgilde,
waarin
schilders,
beeldhouwers,
glazeniers
en
ander
volk
dat
zich
met
activiteiten
bezighoudt
waar
het
woord
‘kunst’
aan
gekoppeld
kan
worden,
verenigd
is.
Oom
Claudius
is
de
eerste
van
de
familie
Floris
de
Vriendt
die
zich
op
het
kunstenaarspad
heeft
gewaagd.
En
hoewel
Cornelis
zich
als
lid
aanmeldt
bij
het
ambachtsgilde van de steenkappers, is hij nooit als ‘meester’ in dat vak ingeschreven. Zijn lidmaatschap van de Sint-Lucasgilde leidt echter wel tot zo’n meester-titel.
Maar
eerst
gaat
Cornelis
Floris
de
Vriendt
een
reis
maken
naar
Italië,
waar
de
renaissance
al
volop
tot
bloei
is
gekomen,
hetgeen
zich
op
gebied
van
beeldhouwen
en
architectuur
uit
in
een
nieuwe
vormentaal
en
andere
ideeën
over
de
bouw
van
huizen.
Uit
zijn
latere
werk
spreekt
een
zekere
invloed
van
Andrea
en
Jacopo
Sansovino,
met
wier
werk
hij
in
Italië
kennis
moet
hebben
gemaakt.
Cornelis
komt
in
1538
terug
naar
Antwerpen
en
dat
heeft
ongetwijfeld
te
maken
met
de
gezondheidstoestand
van
zijn
vader,
die
op
17
september
1538
overlijdt.
Zoon
Cornelis
wordt
het
jaar
daarop,
1539,
als
‘vrijmeester’
in
de
Sint-Lucasgilde
ingeschreven.
Later
zal
hij
het
tot
tweede
(1547)
en
eerste
(1559)
deken
van
deze
gilde
brengen,
wat
een
erkenning
van
zijn
belangrijke
positie
is.
Intussen
heeft
hij
in
1549
het
huis
Sint-Joris
aan
de
Antwerpse
Everdijstraat
gekocht
als
woonhuis
en
atelier,
waar
hij
natuurlijk
het
nodige
aan
verbouwd
in
zijn
eigen
stijl.
Sinds
1986
is
dat
gebouw
op
nr.
35
als
monument beschermd, maar enkel de linkerzijde met Madonnabeeld is uit de tijd van Cornelis. In 1550 is het daar feest, dan trouwt hij met Elisabeth Machiels.
Cornelis
Floris
de
Vriendt
is
een
veelzijdig
begaafd
talent.
Hij
maakt
tekeningen,
onder
meer
als
illustratie
van
de
‘liggeren’
(ledenlijst)
en
het
‘busboek’
van
de
Sint-Lucasgilde,
maar
geeft
ook
een
aantal
modellenboeken
uit.
Daarmee
verspreidt
Cornelis
nieuwe
opvattingen
onder
zijn
Vlaamse
en
Hollandse
kunstbroeders,
waartoe
ook
een
flink
aantal
leerlingen
van
deze
meester
bijdragen.
In
1548
publiceert
hij
bij
uitgever
Hieronymus
Cock
Vazen,
zijn
Spreukencartouches
volgt
in
1554,
dan
is
er
Veelderley
Veranderinghe
van
grotissen
–
grotesken
-
ende
compartimenten
uit
1556
en
ten
slotte
Veelderley
niewe
Inventien
van
antyckse
sepultueren
dat
in
1567
verschijnt.
Het
zogeheten
‘rolwerk’
is
een
idee
van
Cornelis.
Het
gaat
om
een
versiering
voor
meubels,
gevels,
wandtapijten
en
prenten,
die bestaat uit banden met naaktfiguurtjes, dieren en planten.
In
zijn
dagelijkse
praktijk
verwerkt
Cornelis
Floris
de
Vriendt
de
Italiaanse
invloeden
binnen
zijn
eigen
Vlaamse
aanpak,
waaruit
een
soort
noordelijke
renaissancestijl
ontstaat,
die
later
ook
wel
Florisstijl
wordt
genoemd.
Naast
Floris
de
Vriendt
wordt
die
stijl
uitgedragen
door
Pieter
Coecke
van
Aelst
en
vooral
in
tekeningen
naar
buiten
gebracht
door
Hans
Vredeman
de
Vries,
een
uit
Friesland
afkomstige
man,
die
zich
veel
in
het
zuiden
ophoudt,
in
de
dan
Spaanse
Nederlanden.
Ofschoon
er
soms
bij
gebouwen
wordt
gesproken
over
een
Vredeman
de
Vries-stijl,
heeft
Hans
zelf
amper
als
architect
gewerkt. Het zijn vooral zijn modelboeken die invloed uitoefenen.
Cornelis
Floris
de
Vriendt
houdt
het
evenwel
niet
bij
tekeningen
alleen.
Hij
maakt
ornamenten
voor
monumenten
en
gebouwen,
vervaardigt
grafmonumenten,
is
bezig
met
gotisch
design
voor
kannen
en
schalen,
is
kennelijk
zelf
literair
actief,
gezien
hij
in
1558-’59
als
deken
van
rederijkerskamer
De
Olijftak
optreedt
en
zal
uiteindelijk
ook
als
architect
naam
maken.
Zijn
bekendheid
deint
al
spoedig
uit
buiten de lokale Antwerpse grenzen naar de rest van het Brabantse gebied en ook naar enkele buitenlandse verwezenlijkingen.
Zo
geeft
Albrecht
von
Brandenburg-Ansbach,
hertog
van
Pruisen,
op
11
april
1547
Cornelis
Floris
de
Vriendt
opdracht
voor
het
maken
van
een
buste
voor
het
grafmonument
voor
zijn
overleden
echtgenote
Dorothea
van
Denemarken,
dat
wordt
geplaatst
in
de
domkerk
van
Königsberg
–
nu
Kaliningrad
in
Rusland.
Er
werd
verondersteld
dat
het
beeld
in
1944
bij
de
Russische
inval
in
nazi-
Duitsland
was
vernietigd,
maar
het
is
in
2014
teruggevonden
in
het
Poesjkin
Museum
in
Moskou.
Het
beeld
van
Dorothea
zal
leiden
tot
diverse
opdrachten
voor
het
Deense
koningshuis.
Later
zal
Cornelis
ook
een
wandgraf
voor
Albrecht
zelf
vervaardigen
voor
die
domkerk
en
ook
nog
een
borstbeeld
van
diens
tweede
vrouw
Anna
Marie
von
Brunswick-Lüneburg
maken.
Dat
is
als
tegenhanger
tegenover dat van Dorothea geplaatst in dezelfde kerk, maar is momenteel spoorloos.
Tussen
1549
en
1552
wordt
in
Cornelis’
atelier
in
Antwerpen
hard
gewerkt
aan
het
achttien
meter
hoge
Sacramentshuis
voor
de
Sint-Leonarduskerk
in
Zoutleeuw.
Dit
pronkstuk
wordt
in
delen
vanuit
Antwerpen naar dat in die dagen welvarende stadje via rivieren getransporteerd en maakt dus een dagenlange reis via de Schelde, Rupel, Dijle, Demer, Gete en Kleine Gete.
Voor
Zuurbemde
wordt
door
Cornelis
Floris
de
Vriendt
in
1555-’57
een
tabernakel
vervaardigd.
In
feite
ook
een
sacramentstoren,
maar
nu
als
een
soort
altaar
tegen
de
wand
van
de
Sint-Catharinakerk
geplaatst, 7 meter hoog en meer in renaissancestijl dan de toren van Zoutleeuw.
In
het
koor
van
de
Sint-Dimpnakerk
te
Geel
kan
je
het
praalgraf
van
Jan
III
de
Merode
en
diens
vrouw
Anna
van
Gistel
bewonderen,
dat
Cornelis
Floris
de
Vriendt
daar
heeft
afgewerkt
rond
1554.
Jan
was toen reeds sinds 1550 dood, zijn echtgenote overleed in 1553. Het is een uit marmer en albast vervaardigd renaissancemonument geworden.
Wanneer
in
1553
na
een
beslissing
van
keizer
Karel
V
de
stoffelijke
resten
van
de
reeds
in
1477
gestorven
Karel
de
Stoute
worden
bijgezet
in
de
Brugse
Onze-Lieve-Vrouwekerk,
wordt
daarvoor
ook
een
passend
monument
ontworpen
door
Cornelis
Floris,
een
praalgraf
met
ligbeeld
van
de
overleden
Bourgondiër.
In
1558
wordt
dat
ontwerp
uitgevoerd
door
de
Antwerpse
kopergieter
Jacob
Jonghelinck en de steenhouwers Aerts en de Smet.
Een
van
de
bekendste
activiteiten
van
Cornelis
Floris
de
Vriendt
is
de
supervisie
over
de
bouw
van
het
Antwerpse
stadhuis.
Nadat
een
vroeger
project
van
Domien
de
Waghemaeker
niet
tot
uitvoering
was
gebracht,
omdat
de
bouwmaterialen
waren
gebruikt
in
1542
om
de
stadswallen
te
versterken
bij
een
aanval
van
de
Gelderse
legerleider
Maarten
van
Rossum,
wordt
opnieuw
aan
een
vervanging
van
het
oude,
gammele
stadhuis
gedacht
rond
1560.
Uit
de
diverse
voorstellen
wordt
het
grondplan
van
Hendrik
van
Paesschen
en
Jan
Daems
gekozen,
die
ook
als
aannemers
voor
de
fundamenten
en
de
kelders
zullen
zorgen
vanaf
27
februari
1561.
Wat
er
op
die
fundamenten
wordt
opgetrokken,
is
echter
het
ontwerp
van
Cornelis
Floris
de
Vriendt,
die
met
zijn
idee
voor
een
eigentijdse
renaissancistische
gevel
–
in
tegenstelling
tot
Domiens
ontwerp
van
een
nog
puur
gotisch
gebouw
–
de
vroede
vaderen
weet
te
overtuigen.
Hij
moet
wel
wat
water
bij
de
wijn
doen
en
rekening
houden
met
het
ontwerp
dat
Paludanus
(zeg
maar
Willem
van
den
Broecke)
heeft
ingediend
en
hetgeen
de
Italiaan
Nicola
Scarini
heeft
bedacht.
Maar
Cornelis
leidt
de
bouw
en
gaat
zelf
naar
steengroeven
om
bouwmaterialen
uit
te
zoeken.
Voor
de
afwerking
met
heel
wat
beeldhouwwerk
zet
hij
in
zijn
atelier
twaalf
man
aan
het
werk.
En
opschieten
doet
het!
Exact
vier
jaar
na
de
eerstesteenlegging
kan
op
27
februari
1565
de
Antwerpse
gemeenteraad
zijn
nieuwe
stadhuis
inhuldigen.
Een
gebouw
dat
indruk
maakt
en
waarnaar
goed
gekeken
is
door
de
verder
onbekende
architect
van
het
stadhuis
in
Den
Haag, dat rond dezelfde tijd is gebouwd en veel overeenkomsten met Cornelis’ ontwerp vertoont.
De
Antwerpse
stadsmagistraten
zijn
zo
tevreden
over
Floris
de
Vriendts
prestatie,
dat
zij
hem
nog
tijdens
de
bouw
van
het
stadhuis
een
nieuw
groot
project
toevertrouwen:
het
Oosters
Huis,
een
kantoor-
en
stapelgebouw
voor
Duitse
kooplieden
in
Antwerpen,
dat
wordt
gefinancierd
door
de
Stad
en
de
voornaaamste
Hanzesteden.
Tussen
1564
en
1568
zorgt
Cornelis
Floris
de
Vriendt
dat
het
in
het
nieuwe
havengebied
Nieuwstad
oprijst
in
carrévorm
met
een
ruime
binnenplaats
en
een
fraaie
toren,
waardoor
het
qua
uiterlijk
aan
het
stadhuis
doet
denken.
Het
gebouw
dat
later
tussen
het
huidige
Napoleon-
en
Willemdok
kwam
te
staan,
is
in
1893
verwoest
door
een
enorme
brand.
De
fundamenten
zijn
blootgelegd
en
onderzocht
voordat
op
diezelfde
plek
in
2007
werd
begonnen
met
de
bouw
van
het Museum aan de Stroom (MAS).
De
Deense
koning
Christiern
III
laat
voor
zichzelf
een
mausoleum
ontwerpen
in
de
domkerk
van
de
toenmalige
Deense
hoofdstad
Roskilde,
waaraan
Cornelis
Floris
de
Vriendt
vanaf
1568
werkt.
De
glissanten
–
ligbeelden
–
van
de
vorst
en
zijn
vrouw
worden
wat
opgevrolijkt
door
vogel-
en
dierenfiguren.
Bij
de
dood
van
Cornelis
in
1575
is
dit
grafmonument
nog
niet
voltooid,
anderen
hebben
het
afgewerkt.
Ook
heel
trendsettend
is
Floris
de
Vriendts
doksaal
voor
de
Onze-Lieve-Vrouwekathedraal
van
Doornik
(Tournai),
dat
het
altaar
en
koor
afsluit
van
het
kerkschip
en
zo
een
scheiding
vormt
tussen
het
domein
van
de
religieuzen
en
dat
van
de
gewone
gelovigen.
Het
is
een
waar
stenen
kantwerk,
met
drie
bogen
waardoor
de
kerkgangers
kunnen
volgen
wat
de
priester
aan
het
altaar
doet.
Dit
doksaal
is
tussen 1570 en 1573 tot stand gekomen.
Cornelis
Floris
de
Vriendt
is
een
van
de
eerste
beeldhouwer-bouwmeesters
die
in
feite
een
groot
bedrijf
leidt.
Hijzelf
maakt
de
ontwerpen
voor
zijn
opdrachtgevers,
zoals
ook
later
Peter
Paul
Rubens
dat
met
schilderstukken
zal
doen,
die
dan
grotendeels
worden
uitgewerkt
door
een
team
van
kundige
medewerkers
in
het
atelier.
Cornelis
zorgt
er
daarbij
voor,
dat
alles
dat
zijn
bedrijf
verlaat
duidelijk
zijn
persoonlijke stempel draagt, een Florisstijl die zijn interpretatie van de Italiaanse renaissance voor onze streken belichaamt.
Op
20
oktober
1575
overlijdt
Cornelis
Floris
de
Vriendt
in
zijn
thuisstad
Antwerpen.
Later
zal
de
Antwerpse
beeldhouwer
Jules
Pécher
een
beeld
van
hem
maken
voor
de
reeks
van
beroemde
landgenoten die op de Brusselse Kleine Zavel het monument voor de graven Egmond en Hoorne flankeren.
OEUVRE (onvolledig)
1533
Praalgraf van Frederik I van Denemarken – marmer met albast.
Sankt Petri-Dom, Norderdomstrasse z/n, Schleswig (Duitsland).
I.o.v. koning Christiern III.
1547
Epitaaf-borstbeeld van Dorothea van Denemarken – albast.
Poesjkin Museum, Ulitsa Volkhonka 12, Moskou (Rusland).
1549-1522
Sacramentshuis – Avesnessteen.
Leonarduskerk, Grote Markt z/n, Zoutleeuw.
1554
Praalgraf Jan III de Merode en Anna van Gistel – ligbeelden albast.
Sint-Dimpnakerk, Sint-Dimpnaplein z/n, Geel.
1555-1557
Sacramentshuis – renaissancestijl.
Sint-Catharinakerk, Zuurbemde z/n, Glabbeek-Zuurbemde.
1561-1565
Stadhuis – renaissancestijl.
Grote Markt 1, Antwerpen.
I.s.m. ontwerpers Willem Paludanus en Nicola Scarini, bouwmeesters Hans Hendrik van
Paesschen en Jan Daems.
1562-1565
Woonhuis Frans Floris – afgebroken.
Arenbergstraat, Antwerpen.
1563
Praalgraf Karel de Stoute – ontwerp.
Onze-Lieve-Vrouwekerk, Mariastraat z/n, Brugge.
I.o.v. koning Filips II van Spanje.
I.s.m. Antwerpse kopergieter Jacob Jonghelinck, Antwerpse steenhouwers Jodocus Aerts en
Jan de Smet.
1564-1568
Hansahuis – renaissancestijl; verwoest bij brand in 1893.
Nieuwstad aan huidige Hansaplaats, Antwerpen-Eilandje.
1568-1575
Grafmonument voor Christiern III van Denemarken – afgewerkt door anderen; Unesco erfgoed.
Domkirke, Domkirkepladsen 3, Roskilde (Denemarken-Seeland).
1570-1574
Doksaal – diverse marmersoorten, gepolijst zwart geverfd graniet, albast, stucwerk.
Cathédrale Notre Dame, Place de l’Évêché 1, Tournai / Doornik.
????
Epitaaf-borstbeeld Anna-Marie von Brunswick-Lüneburg - verdwenen.
Dom van Königsberg, Ulitsa Kanta 1, Kaliningrad. (Rusland).
????
Wandgraf Albrecht von Brandenburg-Ansbach.
Dom van Königsberg, Ulitsa Kanta 1, Kaliningrad (Rusland).