Een calvarieberg is een stenen of houten voorstelling van de kruisiging van Christus. De hele scène is buiten op een muur of binnen in kerken op een houten balk
gemonteerd, zodat het een aanschouwelijk tafereel wordt waar je naar opkijkt. In het midden steeds Christus aan het kruis, met ter linkerzijde zijn moeder Maria en
rechts zijn 'meest geliefde' leerling Johannes, die opdracht had gekregen om Maria onder zijn hoede te nemen. Soms staat er aan beide zijden nog een engel, of links
een engel en rechts een duivel. Wanneer zo'n calvarieberg op straat staat opgesteld, is er vaak een lantaarn aan bevestigd. Het onderhoud van deze verlichting en de
hele calvarie was doorgaans de taak van de omwonenden, de 'gebuurte'.
De historische Calvarieberg was een heuvel net buiten de stadsmuur van Jeruzalem. De naam luidt vertaald 'schedelberg', want calva of calvaria is Latijn voor
schedel. Het Aramese woord daarvoor is golgotha, wat dus een synoniem voor calvarieberg is. Deze plaats voor terechtstellingen moest buiten de stadsmuren liggen.
Wanneer Herodes tussen 44 en 64 na Christus een tweede stadsmuur om Jeruzalem laat bouwen, komt de Calvarieberg tussen deze nieuwe en de oudere wal in te
liggen. Na de Joodse opstand van 132 na Christus, bouwen de Romeinen op die plaats het kapitool van Aelia. In 326 laat keizer Constantijn de Grote, die het
christendom tot staatsgodsdienst verheft, op de plaats van het intussen verwoeste kapitool een nieuw gebouw optrekken. Volgens de legende vindt Constantijns
moeder Helena in de ruïnes van het kapitool het oorspronkelijke kruis van Christus terug. De kruisvaarders bouwen op de nabije plek van Christus’ graf in 1149 de
Heilig Grafkerk, die nog overeind staat.
Tegen kerkgevels en op kerkhoven kom je calvariebergen in openlucht tegen, maar ook op plaatsen waar een brug over een gracht is of was. Antwerpen heeft daar
drie voorbeelden van, je treft ze aan op het pleintje in winkelwandelgebied De Wilde Zee, tegen een zijgevel van het Museum Vleeshuis en in de Korte Nieuwstraat nabij de Sint-Katelijnevest. Het
kruisbeeld dat nu voor de ingang van het Steen staat, was ooit ook zo’n voorbeeld. Het dateert uit 1722 en stond tot 1884 op de Gevang- ofwel Burchtbrug, die zich juist aan de andere kant van de
burchtmuur bevond, waar ooit de burchtgracht liep en vandaag de helling naar het Steenplein is. Dit kruis werd toen nog geflankeerd door Maria en Johannes. Afzonderlijke kruisen op bruggen kom je
vaker tegen, zoals in Mechelen op de Grootbrug tussen de IJzerenleen en de Guldenstraat. De lantaarns die aan dit soort calvariebergen hangen, waren destijds nog functioneel, want ze zorgden ervoor
dat je niet in het water viel bij avond en nacht in de donkere stadsstraten.
Een heilige die specifiek op bruggen wordt geplaatst ter bescherming van zowel de brug als iedereen op of nabij het water, is Johannes Nepomucenus. Je komt hem tegen midden op de Leiebrug tussen
de Broeltorens in Kortrijk en op de brug over de reie tussen de Wolstraat en de Eekhoutstraat in Brugge. In die laatste stad wordt Johannes wel eens de ‘enige echte Brug-geling’ genoemd. Johannes
Nepomucenus was vanaf 1389 vicaris-generaal van het aartsbisdom Praag, die na een conflict met koning Václav in 1393 vanaf de Karelsbrug in de Moldau is geworpen en verdronk. Pas na de
heiligverklaring van Nepomucenus in 1729 verschijnen er beelden van hem in de steden.
Sommige calvariebergen hebben onderaan een nis, waarin vlammen te zien zijn met daar tussenin mensen. Dat stelt het vagevuur voor, een begrip dat sinds de vroege Middeleeuwen opgang maakt als
plaats waar je de nog niet tijdens je leven goedgemaakte kleine zonden moet uitgeboeten. In principe zijn de daden van de zondaar wel vergeven, maar er hangt nog een straf aan vast, waardoor er nog
geen toegang tot de hemel wordt verleend. Op aarde achtergebleven mensen kunnen daarbij helpen door te bidden, wat de tijd verkort die de zondaar in het vagevuur moet verblijven, of dat verblijf
alvast wat aangenamer maakt. In het woord vagevuur hoor je ‘wegvagen’ of ‘uitvegen’. Dat slaat dus op het doel van het verblijf op deze plek. Wie echter met onvergeven doodzonden overlijdt, kan
helaas geen gebruik maken van het vagevuur, die gaat rechtsteeks naar de hel, waaruit geen verlossing meer mogelijk is. De figuren die je – al dan niet met smekend opgeheven armen – in zo’n
vagevuur onder een calvarieberg ziet, zijn dus geen verloren zielen.
Soms is er in plaats van een vagevuur een grafkelder, het Heilig Graf, waar Jezus na zijn dood in is gelegd. Doorgaans is dat graf leeg, de Opstanding heeft al plaats gevonden, met eventueel Maria
Magdalena erbij en wachters ernaast.