Deze bouwstijl ontleent zijn naam aan de École National Supérieur des Beaux-Arts, sinds de oprichting in 1795 de
toonaangevende en zeer invloedrijke kunstopleiding in Frankrijk. Het begin 19de eeuw overheersende neo-classicisme laat zich
inspireren door de klassieke architectuur van de oude Grieken en Romeinen met tamelijk sobere, rechtlijnige gevels als gevolg.
Dus totaal verschillend van het gepriegel met vierpassen in spitsboogramen en pinakels op luchtbogen van de gotiek, of het
uitbundig uitwaaierend krulwerk uit de barok.
Maar halfweg die 19de eeuw willen architecten tonen, dat ze belangrijke gebouwen wat meer body kunnen geven met imposant
opgebouwde en doordacht versierde gevels. Het resultaat is de beaux-arts-stijl, die niet ontstaat om louter functionele problemen
van antwoord te dienen, maar die wordt gecreëerd op de tekentafels van de academies. Wat de buitenwacht daarvan ziet, zijn
gebouwen die zelfbewust een imponerende grootsheid bezitten en waar welvaart als weelderige decoratie vanaf druipt. Een stijl
die op maat gemaakt lijkt voor warenhuizen, banken, hoofdkantoren van grote ondernemingen en chique hotels.
Eind 19de, begin 20ste eeuw is er de ideale tijd voor, de jaren waarin via Wereldtentoonstellingen trotse bedrijven hun technisch
kunnen of hun luxe producten aan de burger showen, zowel in West-Europa als in Noord-Amerika. De Eerste Wereldoorlog komt
de pret grondig bederven.