Wanneer je bijnaam Swerten Merten is, zal dat niet zijn omdat je zoveel ‘likes’ krijgt van een massa volk. Toch was zijn start niet slecht, vader Johan van Rossum behoort als heer van Rossum,
Broekhuizen, Poederoijen, Oijen en Meinderswijk tot de Gelderse adel en Maarten is de tweede zoon, naast nog twee zussen. Over zijn jeugd in Zaltbommel, stadje aan de Waal, is weinig tot niets
bekend, zelfs zijn exacte geboortejaar niet. En over zijn opleiding kunnen we evenmin details geven, alleen weten we dat hij al als jonge twintiger in dienst is van hertog Karel van Gelre en daardoor
betrokken raakt bij de Gelderse Oorlogen.
Omdat je misschien niet zo geïnteresseerd bent in de complete carrière van Maarten van Rossum, hebben we die ingedeeld in enkele hoofdstukken, waardoor je kan kiezen voor een deel van het
verhaal:
- De Gelderse oorlogen, het voorspel
- De intrede van Maarten van Rossum
- De Brabantse Veldtocht
- Het beleg van Leuven
- De overstap van Gelre naar Habsburg
Wat vooraf gaat: de Gelderse Oorlogen tot Margaretha van Oostenrijk
Die oorlogen houden rechtstreeks verband met de uitbreidingspolitiek van de Bourgondiërs en hun opvolgers de Habsburgers. Via erfopvolging heeft Filips van Bourgondië zich vanuit zijn Franse
stamland in de Nederlanden kunnen vestigen, waar hij als graaf van Vlaanderen en graaf van Artois/Artesië binnenstapt. Door handig verdere opvolgingen te claimen, kan Filips de hertogdommen
Brabant, Limburg en Luxemburg, plus de graafschappen Holland, Zeeland, Namen en Henegouwen aan zijn Bourgondische Rijk toevoegen. Maar dat valt slecht bij de hertogen van Gelre en de Franse
koningen, die plots een gevaarlijke tegenstander aan hun grenzen zien opdoemen. Dat leidt tot een langdurige oorlog, een strijd waarbij hele gebieden telkens van eigenaar wisselen.
Filips de Goede wordt in 1467 opgevolgd door zijn zoon Karel de Stoute, die zich meteen mengt in de strijd tussen vader Arnold van Egmond en zijn zoon Adolf in het hertogdom Gelre. Zoon Adolf heeft
op instigatie van moeder Katharina zijn vader in 1465 gevangen gezet, om zelf hertog van Gelre en graaf van Zutphen te worden. Karel de Stoute kiest partij voor Arnold en dus bewust tegen de zoon
die Gelre nu bestuurt. Wanneer een bemiddelingspoging van Karel om Arnold vrij te krijgen mislukt, neemt hij Adolf gevangen en laat Arnold vrij. Die maakt echter zoveel schulden bij het weer opeisen
van Gelre dat hij zijn hertogdom en het graafschap Zutphen moet verpanden aan Karel de Stoute. Wanneer Arnold in 1473 sterft nemen Bourgondische troepen daarom Gelre in en ze nemen de 6-jarige
zoon van Adolf, Karel van Egmond, mee als gijzelaar. Hij zal worden opgevoed in Gent aan het hof van Karel de Stoute en later van Maximiliaan van Oostenrijk.
Wanneer Karel de Stoute in januari 1477 sneuvelt in de Slag bij Nancy, ontstaat er een onduidelijke situatie binnen het Bourgondische Rijk. Daarvan maken Vlamingen gebruik om Adolf te bevrijden.
Maar die gaat niet meteen terug naar Gelre, maar laat het bestuur over aan zijn zus Catharina. Hijzelf gaat Maria van Bourgondië, dochter en opvolgster van Karel, steunen in haar strijd tegen de Franse
koning, want die heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt om de Bourgondische Nederlanden binnen te vallen. Bij het beleg van Doornik in juni 1477 sneuvelt Adolf. Zoon Karel van Egmond treedt
aanvankelijk in dienst van Maria’s echtgenoot Maximiliaan van Oostenrijk en strijdt als ridder tegen de opstandige Vlaamse steden en de Fransen die het zuidelijke deel van Vlaanderen en Artesië
bezetten. Maar dat loopt niet helemaal goed af, want hij wordt in 1487 bij de Slag van Béthune door de Fransen gevangen genomen en als krijgsgevangene naar Péronne gebracht. Daar wordt hij
enigszins gebrainwasht en ziet hij in, dat de Habsburgers eigenlijk zijn vijanden zijn als bezetters van Gelre.
Wanneer Karel van Egmond in 1492 door het betalen van losgeld weer vrij komt, gaat hij zijn zus in Gelre vervangen en wordt nu hertog Karel van Gelre. Hij sluit in 1493 een bondgenootschap met de
Franse koning. Daardoor wordt hij meteen een geducht tegenstander van de Habsburgers, die door het huwelijk van Maximiliaan van Oostenrijk met Maria van Bourgondië de nieuwe dynastie in de
Bourgondische Nederlanden vormen. Maximiliaan beleent in 1505 zijn zoon Filips de Schone met Gelre en spoort hem aan dat gebied te heroveren. Filips ziet kans om in 1502 Arnhem in te nemen,
waardoor Karel van Gelre uiteindelijk in 1504 gedwongen wordt tot een knieval voor Maximiliaan en het sluiten van vrede met de Habsburgers. Als straf zou hij naar Spanje moeten gaan om daar verder
aan het Spaanse hof te verblijven, nu Spanje door het huwelijk van Filips de Schone met Johanna van Aragon ook tot het Habsburgse Rijk gaat behoren. Maar Karel treuzelt wat, reist weliswaar naar
Antwerpen, maar als Filips in 1505 naar Spanje afreist, keert hij in vermomming terug naar Gelre en wanneer Filips de Schone al het jaar daarop in Spanje plotseling overlijdt, kan Karel zijn Gelre
opnieuw veroveren op landvoogdes Margaretha van Oostenrijk. Het is rond deze tijd dat Maarten van Rossum in beeld komt.
De intrede van Maarten van Rossum
Maarten van Rossum ziet in 1514 kans om de Gelderse hoofdstad Arnhem op de Habsburgers te heroveren. Dat gebeurt met een list, waarbij Maarten een aantal soldaten onder het hooi verstopt en de
hooiwagen binnen de stadsmuren laat rijden, waarna zij de poortwachters kunnen overweldigen. Dat soort listen en het gebruik van spionnen om de zwakste punten in de vijandelijke verdediging te
ontdekken, vormen een van de ingrediënten van het succes van Maarten. Daarnaast gebruikt hij ook een vorm van terreur om angst te zaaien onder de tegenstanders en regelmatig een overgave te
verkrijgen zonder strijd, maar wel met het betalen van losgeld om brandstichting en plundering te voorkomen. Zo moet de Alblasserwaard in de Betuwe er in 1516 aan geloven, dat landelijke gebied
wordt helemaal platgebrand. ‘Blaken en branden is een sieraad van de oorlog’ is een uitspraak die aan Van Rossum wordt toegedicht. Zijn troepen ontvangen ook geen soldij, Karel van Gelre heeft
daarvoor geen geld, dus worden de soldaten beloond met de opbrengst van het plunderen. Of met een deel van de losgelden.
Na een aanslag op Oldenzaal en de inname in 1523 van Steenwijk met het in brand steken van de stad, wordt Maarten van Rossem van ritmeester bevorderd tot veldmaarschalk in het najaar van 1524.
Het opperbevel van het Gelderse leger is op dat moment in Wageningen gevestigd. Dan volgt een gewaagde operatie om duidelijk te maken dat Gelre een geduchte macht is geworden. In de zomer van
1527 wordt Gelre door de Utrechtse gilden in hun ruzie met bisschop Hendrik van Beieren gevraagd om de stad te bezetten. Maarten van Rossum zal daaraan gevolg geven, maar als de Habsburgse
stadhouder van graafschap Holland orde op zaken komt stellen, is die bezetting in de herfst alweer voorbij en krijgt niet de Gelderse hertog maar keizer Karel V de wereldse goederen van het bisdom.
Maar Maarten heeft nog pijlen op zijn boog. Begin maart 1528 valt hij met zijn troepen het niet ommuurde Den Haag aan, ooit de residentie van graaf Floris V met de Ridderzaal. Van Rossum laat het
hele gebied rondom platbranden, vraagt een losgeld van 28.000 gulden aan de Haagse bevolking, maar laat toch de stad plunderen. Wanneer blijkt dat de Hagenaars onmogelijk de geëiste som kunnen
opbrengen, verlaagt Maarten die tot 8.000 gulden, maar neemt wel een aantal burgers als gijzelaar mee om zeker te zijn dat er betaald zal worden.
Die aanval op Den Haag heeft enorme indruk gemaakt in de hele Nederlanden en is meteen het sein voor het graafschap Holland en hertogdom Brabant om de bedreiging van Maarten van Rossum
ernstig te nemen en de verdediging voor te bereiden. Maar er komt enig uitstel voor deze gebieden, Maarten gaat eerst noordwaarts om tussen 1532 en 1534 het militair en burgerlijk gezag over
Groningen en de Ommelanden te vestigen. Want intussen heeft Karel van Gelre Overijsel, Drente, Friesland en Groningen aan zijn kant kunnen krijgen in het verzet tegen de Habsburgse
expansiedrang, die nu gestalte heeft gekregen in de persoon van keizer Karel V. Frankrijk had Gelre steeds gesteund, zelfs financieel, om steun te verkrijgen voor koning Frans I in zijn verkiezing tot
Rooms keizer, maar dat is niet gelukt, de steekpenningen van Maximiliaan van Oostenrijk, zelf al keizer over het Roomse Rijk der Duitse Natiën geweest, hadden hun werk gedaan en kleinzoon Karel
had het pleit gewonnen. Dat betekende niet meteen dat Karel nu alles over de Duitse keurvorstendommen te zeggen had, maar hij verkreeg wel de keizerstitel en was daardoor als het ware opvolger
van de Romeinse keizers over het West-Romeinse Rijk, met Rome als tegenhanger van Constantinopel.
In een strijd rond Oost-Friesland komt Van Rossum in de periode 1532-‘34 tegenover een Habsburgs leger onder leiding van Georg Schenck van Toutenburg te staan en in 1534 gaat hij zich
bezighouden met de verdediging van het graafschap Zutphen, een van de vier kwartieren van Gelre met de heerlijkheid Bredevoort, waar hij de vestingwerken versterkt. Echt rustig is het dus nooit in het
gebied waar hertog Karel van Gelre zich staande tracht te houden. Maarten beloont zichzelf door in 1535 in zijn geboortestad Zaltbommel een flinke woning te laten bouwen, die sinds 1937 als Maarten
van Rossumhuis een museumfunctie heeft gekregen, sinds 2008 hernoemd tot Stadskasteel Zaltbommel aan de Nonnenstraat 5.
Wanneer in 1538 hertog Karel van Gelre sterft, wordt die opgevolgd door Willem V van Kleef als nieuwe hertog en koopt Maarten de oude Arnhemse residentie van Karel het jaar daarop. Hij zal die vijf
jaar lang laten verbouwen tot een prachtig complex met een vroegrenaissance pronkgevel met saterbeelden, die later als duivels worden gezien, waardoor je vandaag aan de Koningstraat 38 in Arnhem
het Duivelshuis kan vinden. Bovenop de gevel staan beelden van de beide Gelderse hertogen en twee Habsburgse vorsten en als vijfde beeld dat van Maarten himself. Habsburgse beelden? Klinkt
vreemd, totdat je de verder levensloop van Maarten hebt vernomen.
De Brabantse Veldtocht
Hertog Willem V van Gelre weet dat hij niet sterk staat tegenover de Habsburgers aan zijn zuidgrens. Daarom sluit hij een bondgenootschap met zowel koning Frans I van Frankrijk als met de Deense
koning Christiaan III. Bedoeling is om de Habsburgse Nederlanden in de tang te nemen, door hen van twee kanten tegelijk aan te vallen, de Fransen vanuit het zuiden, de troepen van Gelre uit het
noorden. Eerst wordt op 12 juli 1542 keurig de oorlog verklaard, waarna Maarten van Rossum met een leger van zo’n 15000 man het hertogdom Brabant aanvalt. Bedoeling was om bij Maastricht de
Maas over te steken, maar dat plan bereikt landvoogdes Maria van Hongarije – zus van Karel V – en ook het prinsbisdom Luik wil de Geldersen geen vrije doorgang verlenen. Daarom ziet Maarten zich
gedwongen om op 19 juli vanuit Nijmegen via Ravenstein die rivier te passeren.
Op zijn weg naar Antwerpen plundert hij heel wat dorpen, zoals Veghel en Sint-Oedenrode, waarna hij Vught nabij ’s-Hertogenbosch vernield. Alleen het kasteel wordt gespaard, vermoedelijk heeft
kasteelheer Aert Heym in het geheim contact gelegd met Van Rossum. Na een passage langs Tilburg, steekt Maarten via Turnhout door naar Hoogstraten, waar zijn troepen op 22 juli binnentrekken en
de bevolking naar het kasteel vlucht. Heer Filips de Lalaign is afwezig, maar zijn drossaard weet met een beurs vol goudstukken en het afstaan van enkele vestingkanonnen verder onheil te voorkomen.
Dan gaat het op Antwerpen aan. Maar ondertussen heeft Réne van Chalon, prins van Oranje, van landvoogdes Maria van Hongarije opdracht gekregen om met 3000 ruiters en voetvolk vanuit Den Haag
naar Antwerpen te komen. Réne gaat via Breda, maar Van Rossum krijgt bericht van zijn komst wanneer zijn troepen op 24 juli Brasschaat naderen. Daar besluit hij om Chalon op te vangen en met een
list in de val te lokken. Hij laat zijn voetvolk op de grond liggen, zodat ze van veraf niet zichtbaar zijn. Zijn ruiterij onder bevel van Nicolaas de Bossu ofwel de Longuevalle, Frans ambassadeur in Kleef,
laat hij achter het kasteel van Brasschaat opstellen, terwijl 400 Deense ruiters die Christiaan III heeft gestuurd - de Zwarte Ruiters genoemd omwille van hun kleding - naar voren worden gehaald. Zij
lijken een losse groep strijders te zijn voor Chalon, die er zijn ruiters op af stuurt. De Deense ruiters stuiven uiteen, waardoor de ruiters van Chalon hen gaan achtervolgen en de rest van diens leger plots
wordt geconfronteerd met het opspringende voetvolk en de ruiters van Bossu. Door die verrassende aanval worden Chalons troepen verslagen en kan hij zelf ternauwernood naar Antwerpen ontkomen.
De volgende dag, 25 juli, last Maarten een rustpauze voor zijn troepen in op het Willibrordsveld, niet ver van Antwerpen nabij het gehucht Dambrugge. Intussen is Antwerpen gewaarschuwd en onder
leiding van oud-burgemeester Cornelis van Spangen en de graaf van Arenberg wordt de verdediging georganiseerd, waarbij onder meer de middeleeuwse stadswallen worden verstevigd met gereed
liggende bouwmaterialen voor een nieuw gotisch stadhuis. Van Rossum stuurt een heraut naar de stad met een bevel tot overgave. Maar de Antwerpenaren gaan daar niet op in en maken duidelijk dat
zij Van Rossum als een ordinaire plunderaar zien, dus geen partij om mee te onderhandelen. Op 27 juli valt Maarten dan bij de Rode Poort de stad aan, maar moet vaststellen dat hij die niet gemakkelijk
zal kunnen innemen. En omdat langdurige belegeringen niet zijn ding zijn, blaast hij de volgende dag de aftocht en koelt zijn woede op allerlei dorpen in de omgeving, waar heel wat buitenverblijven van
de adel en rijke burgers het moeten ontgelden.
Het leger van Van Rossum trekt verder richting Leuven en laat een spoor van vernieling achter, onder meer kasteel Selsaete ofwel Verbrand Hof in Wommelgem, de Bedderenmolen en kerk van
Boechout. De stad Lier wordt te stevig verdedigd, maar Duffel krijgt verwoestingen te verduren omdat de gierpont over de Nete is weggenomen op bevel van de landvoogdes. Zo’n gierpont is een met
mankracht via een touw voortbewogen overzetbootje. Het kost Van Rossum twee dagen om over de rivier te komen en al zijn geschut gaat daarbij verloren, wat hem later zuur zal opbreken. Via Walem,
waar de kerk van de abdij van Roosendaal en de molen van Battenbroek worden verwoest, gaat de tocht verder om Mechelen heen – als residentie van de landvoogdes te sterk bewaakt - en dan via
Keerbergen en Rotselaar, met onderweg de vernieling van de wijngaarden rond Tremelo, naar het nieuwe doel, de stad Leuven.
Het beleg van Leuven
Op 2 augustus 1542 arriveert het leger van Maarten van Rossum bij de priorij van Bethlehem in Herent, waar ze aanvankelijk hun bivak maken. Maar aan die kant van Leuven ligt de Keizersberg met
zijn abdij en dat is een slechte uitgangspositie voor een aanval op de stad. Daarom verplaatst Van Rossum zijn troepen naar de kant van de Brusselse Poort nabij de vroegere leprozerie van Terbank.
Leuven is slecht verdedigd, er zijn te weinig troepen in de stad om weerstand te bieden aan de overmacht van Van Rossum. Dus denkt men aan onderhandelen. Maarten stuurt een heraut en een
trompetter om de volledige overgave te eisen, plus een som van 210.000 gouden schilden als vergoeding van de kosten van inkwartiering. Meier De Blehen en luitenant Van Dieve van de Leuvense
ruiterij zullen als onderhandelaars optreden. Maar de Portugese historicus Damiᾶo à Góis wil graag de plaats van Van Dieve innemen als onderhandelaar namens de Leuvense studenten in de
veronderstelling dat Van Rossum gevoelig zal zijn voor zijn ontwikkelingsniveau. En de plaats van Damiᾶo bij de studenten wordt ingenomen door de Fries Severinus Feyta. Beide onderhandelaars
slagen erin om de gevraagde geldsom terug te brengen tot 70.000 gouden schilden, maar de Leuvense magistraat wil verder onderhandelen over een nog lagere som. Om echter de goede wil te tonen,
zal een kar met veertig kruiken wijn en honderd tonnen bier meegaan als aanbod voor Maarten. De onderhandelaars bieden nu 50.000 gouden schilden en vier gijzelaars als zekerheid voor die som.
Van Rossum weigert het bod, er moet verder worden onderhandeld en Damiᾶo à Góis blijft achter om voort te praten met Maarten.
Intussen hebben de studenten onder leiding van Feyta besloten om Leuven zelf te gaan verdedigen en niet langer te onderhandelen. Wanneer de kar met wijn en bier de stad wil verlaten, snijden ze de
teugels van de paarden door, waardoor de wagen meteen een blokkade vormt in de Brusselse poort. De studenten vermoeden namelijk dat Van Rossum geen eerlijk spel speelt en alsnog de stad zal
plunderen wanneer zijn troepen binnen mogen. Ze beklimmen de stadsmuren en vuren met de daar aanwezige kanonnen een salvo af in de richting van de vijand. Meteen komen ook veel burgers hen
bijstaan, vast besloten Leuven te verdedigen. Meier De Blehem, die heeft geprobeerd om de studenten tegen te houden, vlucht weg. Damiᾶo à Góis maakt Van Rossum wijs, dat die salvo’s het teken
zijn dat de door landvoogdes Maria van Hongarije beloofde versterkingen zijn gearriveerd. En omdat Maarten zelf zijn geschut in Duffel bij de overtocht van de Nete verloren is, besluit hij om verder geen
aanval op Leuven meer te ondernemen en zijn gijzelaar voor 2000 gouden schilden te laten gaan. Achteraf zal duidelijk worden, dat er eigenlijk een ander motief bij Van Rossum heeft meegespeeld. Hij
vreesde dat juist de Leuvense rijkdom zijn soldaten ervan zou weerhouden om eenmaal de stad veroverd nog verder te willen gaan naar hun ontmoeting met de Franse troepen.
De overstap van Gelre naar Habsburg
Want dat wordt de volgende etappe. Het leger van Maarten van Rossum en Nicolaas de Longuevalle trekt verder langs Wavre en Gembloux naar Namen, om dan de Maas te volgen tot de Franse stad
Mézières. Dan volgt nog een tocht naar Yvoy – vandaag Carignan op ca. 15 km van Florenville over de Franse grens –, waar ze het Franse leger onder hertog van Orléans zullen ontmoeten. Maar
intussen heeft landvoogdes Maria van Hongarije niet stil gezeten. Zij stuurt een troepenmacht van 50.000 man onder leiding van René van Chalon en de hertog van Aarschot achter Van Rossum aan.