Michaël Van Caeneghem
monsterbeest
gij se, monsterbeest,
gij vreet mijn hart niet aan, hoort ge.
ik sla uwe kop tot spijs
als ge niet rap uw biezen
pakt in ‘t donker oerwoudbos.
als gij peinst dat g’uwen honger
aan mijn vlees kunt stillen,
peinst dan maar algauw wat anders.
mijn botten en gebeente
en al wat er aan rozig strak
gespannen vel aan vasthangt,
is niet voor ‘t eten, gesnopen, snoodaard,
met uwe muil vol dolken,
druipend van goestingzever en grijnsgelach.
en mijne binnenkant,
gemoed en al ‘t gevoelen,
daar blijft ge zeker van af.
kruipt godverdomme, dat ik mij
zondig moet vervloeken,
terug in uw nat en smerig hol,
waar dat ge kunt verrotten
tot snot en slijm en monsterstront.
dat ik u niet meer op mijn erf een zie. gehoord !
foto: Vera Seppion