AMUZ – KAPEL ONZE-LIEVE-VROUW VAN ONBEVLEKTE ONTVANGENIS
Kammenstraat 81.
Deze kapel is gebouwd van 1855 tot 1857 en herinnert aan het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, afgekondigd
op 8 december 1854 door paus Pius IX zonder voorafgaand concilie. Die onbevlekte ontvangenis heeft niets met seks te maken,
slaat ook niet op de geboorte van Jezus, maar slaat op de erfzonde. Even terug naar de Hof van Eden, ofwel het Aards Paradijs.
Daar verbiedt God aan Adam en Eva te eten van de Boom van de kennis van Goed en Kwaad. De duivel in de vorm van een
slang verleidt Eva om toch van een appel van die bijzondere boom te eten, waarna zij Adam overhaalt ook eens te proeven.
Beiden worden uit de Hof van Eden gezet door hun zondeval – het overtreden van Gods verbod.
De kiem van het kwaad
Hoewel het begrip ‘erfzonde’ niet in de Bijbel voorkomt, nemen de christenen aan dat alle mensen door de zondeval van Adam
en Eva voortaan kunnen zondigen. Dat wordt weliswaar voor het grootste deel weer weggewassen door het doopsel, maar er
blijft nog een kiem bestaan die ons via begeerte de neiging geeft uit onszelf kwade dingen te doen. Op vier concilies is die
kerkelijke leer bevestigd en dat dogma had lang gevolgen voor het begraven van doodgeboren, dus ongedoopte, kinderen. Bij
hen was immers die erfzonde niet weggewassen, waardoor zij in ongewijde aarde begraven werden, ergens in een hoekje van
elk kerkhof.
Op de automatische overdracht van de erfzonde bij elke geboorte maakt de Kerkleer één uitzondering: Maria als moeder van
Jezus is bij haar geboorte – maar nog niet bij haar verwekking – vrij van de erfzonde, zodat haar zoon Jezus ook zonder de
erfzonde geboren kan worden. Dat is dus de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, gevierd op 8 december.
Verdringingslucht
Deze kapel werd vroeger tijdens kerkdiensten gebruikt als winterkapel, die verwarmd werd via vloerroosters, waardoor warme
lucht opsteeg vanuit een kolenketel in de kelder. Nu gebeurt dit met zogenoemde verdringingslucht. Via armaturen op
vloerhoogte wordt verwarmde verse lucht met de juiste vochtigheidsgraad ingeblazen, terwijl vervuilde lucht bovenaan via
roosters wordt afgezogen.
Wat de muren vertellen
In drie nissen – apsissen – zijn muurschilderingen aangebracht door Joseph Bellemans en zijn leerlingen, gemaakt met olieverf
op een kalkmortel bepleistering, die na beschildering is opgeruwd waardoor ze lijken op het fresco’s – schilderingen op natte
kalklagen.
Het best bewaard zijn de schilderingen in de oostelijke apsis, tegenover het glasraam. Centraal zie je God de Vader en
daaronder groot afgebeeld Maria. Links van haar Kerkvaders, dat zijn schrijvers van bewaard gebleven godsdienstige werken uit
de vroegchristelijke periode tot ongeveer de 7de eeuw. Rechts van Maria staan Kerkleraars, een eretitel voor theologische
schrijvers, met een ‘heilige’ levenswijze en bijzondere trouw aan de kerkelijke leer. Hun namen staan eronder en het zijn allemaal
mannen, want pas in 1970 heeft paus Paulus VI de eerste vrouwelijke Kerkleraressen benoemd: Theresia van Ávila en Catharina
van Siena.
De zuidelijke apsis bij het nieuwe foyerdeel laat Maria en Jezus in de kribbe met engelen zien en de aanbidding links door de
wijzen (de Drie Koningen) en rechts door de herders.
Nebukadnezars droom
De noordelijke apsis aan de kant van de concertzaal toont in het moeilijk zichtbare middendeel een minder bekend maar wel
opzienbarend verhaal. Koning Nebukadnezar van Babylon vraagt zijn eigen hogepriesters om hem zijn verontrustende droom uit
te leggen, maar omdat hij niet wil vertellen wat hij heeft gedroomd lukt hen dat niet. De profeet Daniël, samen met anderen in
Babylon gevangen, verkrijgt hun vrijlating als hij die droom wel kan weergeven. Daniël vertelt dat Nebukadnezars droom ging
over een groot standbeeld met een hoofd van goud, borst en armen van zilver, buik en dijen van koper, benen deels van ijzer met
voeten van leem. Uit een berg wordt een steen los gehakt, die het beeld raakt op de voeten. Het valt om en breekt in duizenden
stukken, die daarna als stof wegwaaien in de wind. En de steen wordt een enorme berg die de hele aarde bedekt. En Daniël
geeft meteen de betekenis: “Het gouden hoofd is uw koninkrijk, zilver, koper en ijzer zijn de na het uwe komende koninkrijken,
die minder groot zullen zijn. En als laatste komt er een verdeeld koninkrijk dat uiteenvalt. De steen is het koninkrijk Gods dat alle
koninkrijken verbrijzelt en eeuwig blijft bestaan.” Nebukadnezar wist dat Daniël zijn droom had kunnen verklaren. Rechts staat de
Heilige Maagd Maria, links worden Adam en Eva uit het Aards Paradijs verdreven.
Rond de wanden van deze kapel onder de grote schilderingen zie je ook nog de veertien staties – momentopnamen – van de
Kruisweg met eronder de wapenschilden van de schenkers ervan.
Glasraam met wapenschild van oudste Pauselijke Ridderorde
Hier zie je het wapen van de oudste nog bestaande Pauselijke Ridderorde. De tekst ‘Deus Io Vulit’, ofwel ‘God wil het’, is het
devies van deze ridderorde van het Heilig Graf van Jeruzalem, gesticht door Godfried van Bouillon in 1099 met aan het hoofd de
paus.
Godfried was als hertog van Neder-Lotharingen een van de leiders van de Eerste Kruistocht (1096-1099) om het Heilige Land
(vandaag Israël en Palestina) te heroveren op de islamitische Seltsjoeken en Fatimiden. Daartoe had paus Urbanus II
opgeroepen. Op 15 juli 1099 wordt Jeruzalem ingenomen onder de leuze Deus Io Vulit. Als de Kruisvaarders op 17 juli Godfried
tot koning van Jeruzalem willen uitroepen, weigert hij de kroon omdat Jezus hier een doornenkroon had gedragen. Hij wil wel als
Beschermer van het Heilig Graf de titel aanvaarden. Dat wordt een ridderorde met de paus aan het hoofd.
Die ridderorde bestaat nog steeds en is geen kloosterorde, maar een gemeenschap van Christus-getrouwen, die de regel van
Augustinus hebben aanvaard. Belgische leden zijn o.a. koning Filip en koningin Mathilde, de Antwerpse bisschop Johan Bonny,
ex-minister van defensie Pieter De Crem en hoogleraar faculteit geneeskunde van de Gentse universiteit barones Anne De
Paepe. Maar vergis je niet, het is geen uitstervend groepje, vandaag telt deze orde wereldwijd zo’n 23000 ‘ridders’ en ‘dames’,
zoals de mannelijke en vrouwelijke leden worden genoemd.
Schenkers met bekende namen
Links, rechts en onder dat wapenschild namen van de vermoedelijke schenkers, waarvan er heel wat namen bekend in de oren
klinken voor wie al eens iets over hen, hun landhuizen of hun kastelen heeft gehoord. Omdat het glasraam mogelijk niet meteen
bij de bouw van de kapel is geplaatst, is het zeer lastig om exact de juiste identiteit van de schenkers te achterhalen. Daarom
geven we slechts enige bijzonderheden over diverse familienamen die op het glasraam voorkomen.
Linker zijkant:
Waterkeyn:
André Waterkeyn wordt wereldbekend als de ingenieur die voor de Brusselse Expo 58 het Atomium ontwerpt. Een 165 miljard
maal vergrote kristalstructuur van ijzer met negen bollen van elk 18 meter diameter. Daarvoor is geen staal, maar aluminium
gebruikt, minder roestend dan ijzer en destijds sterk in opkomst. Bij de restauratie van 2004-2006 is de bekleding echter
vervangen door roestvrij staal.
François Waterkeyn was actief als beheerder van diverse Antwerpse maatschappijen.
Joseph M. Waterkeyn - op het glasraam vermeld – is de zoon van François en richt het Crédit National Industriel op, een
Antwerpse bank. Hij laat in Boechout het huis bouwen van waaruit die gemeente vandaag wordt bestuurd.
Jean-Pierre Waterkeyn, jongere broer van François, is de vader van André, de Atomiumbouwer.
Van de Werve de Schilde de Mishaegen:
Antwerpse adel, waarvan diverse telgen samen zo’n twintig keer burgemeester van Antwerpen zijn geweest. Hun bezittingen
zoek je richting Turnhout: ze bezitten de heerlijkheid Immerseel in 1686, Lichtaart in 1767 en de heerlijkheden Vosselaar en
Schilde in 1768.
Guyot de Mishaegen komt van Brasschaat, waar aan Mishagen 47 het naamgevende kasteel staat. Al in 1482 schenkt deze
familie twee boerderijen aan het Sionklooster van de zusters augustinessen. In 1542 wordt echter hun klooster aangevallen door
de troepen van Maarten van Rossum – de beruchte veldheer van de graaf van Gelre uit Arnhem. De zusters vluchten later naar
Breda.
De hoeven zijn gesloopt, een kasteel-buitenverblijf met omringend park is nog aanwezig.
Rechter zijkant:
Vilain XIIII:
Walter Vilain is rond 1250 een zoon van de Gentse burggraaf en hij bezit in Zeeuws-Vlaanderen het Sint-Jansteen. De naam
‘Vilain’ betekent eenvoudigweg ‘van het dorp’.
Josse Vilain is een latere, buitenechtelijke zoon en erft van zijn vader veertien bunders grond en zo wordt die familietak Vilain-14,
dat op zijn Frans uitgesproken Vilain Quatorze wordt. Met de wat aparte schrijfwijze van dat getal in Romeinse cijfers, niet XIV,
maar XIIII. Naar verluidt ter onderscheiding van een andere familietak.
De adellijke Gentse familietak heeft vanaf 1696 zijn thuisbasis op kasteel Wissekerke in Bazel. Dat wordt in 1991 eigendom van
de gemeente Kruibeke.
Charles-Ghislain Vilain XIIII is een van de meest interessante figuren van deze omvangrijke familie. Hij wordt op 15 mei 1803
geboren in Brussel, nog onder Frans bewind. Zijn dan 25-jarige vader Philippe brengt het tot burgemeester van het Oost-
Vlaamse Bazel. Zijn moeder is barones Sophie Louise Zoé de Felte, die nog hofdame zal worden van de eerste Belgische
koningin Louise-Marie de Orléans. Charles woont een tijdlang op het familiekasteel in Bazel. Maar zijn opleiding brengt hem
naar Brussel waar hij zijn middelbaar volgt in het Stedelijk Lyceum. Daarna gaat het naar Frankrijk: Collège Charlemagne in
Parijs en bij de jezuïeten in Saint-Acheul. Een Rechtenstudie aan de Luikse universiteit maakt Charles niet af.
Wanneer Charles in Limburg de 21-jarige barones Pauline de Billohé de Valensart ontmoet, wordt dat een trouwfeest op 21 mei
1822, terwijl hijzelf nog maar 19 is. Paulines vader Joseph en haar stiefmoeder Josephine-Wilhelmina de Mewen de Leut wonen
op een kasteel in Leut – vandaag deelgemeente van Eisden – waar dan ook het kersverse paar intrekt. Charles wordt in 1825
opgenomen in de Limburgse ridderschap en gaat meewerken aan een Franstalige Maastrichtse krant.
Hoewel Charles in 1925 dus opgenomen wordt in de Nederlandse adelstand, uit hij rond 1828 zijn kritiek op het Koninkrijk der
Verenigde Nederlanden, waartoe dan het huidige België nog behoort. Dat zal geholpen hebben om hem direct na de Belgische
Opstand in 1830 door het Voorlopige Bewind op zijn 27ste tot gouverneur van de provincie Limburg te laten benoemen.
Als Limburger heeft Charles ook tegen het Verdrag der XVIII artikelen gestemd, dat vrede moest brengen tussen de Nederlandse
koning Willem I en het afgescheiden België. Hij wilde namelijk niet dat de provincie Limburg door dat verdrag in tweeën werd
gesplitst, een Belgisch en een Nederlands gedeelte. In het Nationaal Congres waar hij deel van uitmaakte stemt Charles voor
Leopold van Saksen-Coburg als eerste Belgische koning. In het Nationaal Congres treft Charles ook zijn vader Philippe en hij
wordt secretaris van die volksvertegenwoordiging. Charles wil persvrijheid en vrijheid van vergaderen in de nieuwe grondwet
verankeren.
Charles moet veel gereisd hebben. In 1831 is hij volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Sint-Niklaas, in 1832 duikt hij
op als gevolmachtigde minister bij de Zwitserse Confederatie, de Heilige Stoel en andere Staten van het nog niet eengemaakte
Italië. Om dan in 1834 gouverneur van Oost-Vlaanderen te worden. Reeds enkele maanden later geeft hij zowel dat
gouverneurschap en zijn volksvertegenwoordiging voor Sint-Niklaas op om ambassadeur voor Italië te worden tot 1839.
Tussen 1842 en 1878 is Charles Vilain XIIII burgemeester van Leut, maar hij heeft intussen wel een Franstalige koetsier uit Visé
in dienst genomen om hem naar de treinstations van omliggende steden te brengen, want als congreslid moet hij uiteraard vaak
naar Brussel. Wanneer Charles tussen 1855 en 1857 korte tijd ook Minister van Buitenlandse Zaken is, wordt ook een Brusselse
residentie onontbeerlijk. Hij krijgt dan te maken met een nieuwe machthebber in buurland Frankrijk, waar Lodewijk Napoleon
Bonaparte na een staatsgreep in december 1851 zich het jaar daarop tot keizer Napoleon III heeft uitgeroepen, waarna een
groot aantal Fransen in België asiel komen vragen.
Op 16 november 1878 overlijdt de 76-jarige Charles Vilain XIIII in zijn kasteel van Leut, het dorp waar hij tot zijn dood
burgemeester van is gebleven. Doordat hij zeven dochters heeft, maar geen enkele zoon, sterft daarmee ook deze familietak van
Vilain XIIII in mannelijke lijn uit.
De Brouckhoven de Bergeyck:
Een adellijke familie met kasteel Cortewalle in Beveren en een stadpaleis op de Meir.
Jan-Baptist de Brouckhoven de Bergeyck trouwt met Hélène Fourment, de weduwe van Rubens.
Onderaan:
Cogels:
Een Brabants-Antwerps geslacht van politici en bankiers met hun oorsprong onder de naam Covels in het Nederlandse Haren,
een dorp tussen Tilburg en ’s-Hertogenbosch.
Huybrecht Covels (1633-1678) is de eerste die in Antwerpen komt wonen. Wanneer hij op 22 december 1662 trouwt met de 25-
jarige Antwerpse Sara Meerbaes wordt hij als Cogels ingeschreven.
Jan-Baptist Cogels I (1663-1734) sticht een bank aan de Antwerpse Sint-Jacobsmarkt, investeert in de Nederlandse Verenigde
Oost-Indische Compagnie en wordt kassier van de Keizerlijke Oostendse Compagnie in Antwerpen, de tegenhanger van dat
Nederlandse bedrijf.
Jan-Baptist Cogels II (1694-1733), zoon van Jan-Baptist I, trouwt met Isabella Simons, waarmee de belangrijke opgang en
rijkdom van de familie begint. Jan-Baptist wordt na zijn vroege dood - op zijn 39ste - op aanvraag van zijn weduwe op 20
oktober 1753 postuum door keizerin Maria Theresia van Oostenrijk in de adel verheven, overdraagbaar op zijn kinderen.
Vrouwlief zet het familiebedrijf succesvol verder.
Jan-Baptist Cogels III (1729-1799), kleinzoon van Jan-Baptist I, neemt de leiding van de bank over na moeders overlijden in
1756 en trouwt in 1761 met Isabella Stier. Zij krijgen heel wat kinderen, onder wie drie zoons: Joseph-Henri, Hendrik en Albert.
Jan-Baptist III koopt in 1776 het Deurnse Rivierenhof van de drie jaar eerder – tijdelijk - opgeheven jezuïtenorde en twee jaar
later ook het nabije Sterckshof. Hij laat het Rivierenhof vanaf 1779 verbouwen tot zomerverblijf naar ontwerp van Charles De
Wailly, hofarchitect van Lodewijk XIV. Die verbouwing wordt uitgevoerd door de Antwerpse aannemer Coreblom. Daarna volgt de
aanleg van het nogmaals vergrote domein onder leiding van een beroemde Nederlandse tuinarchitect. Ook de vijver in
spiegelvorm wordt dan uitgegraven. Een doolhof en speelkabinetten ontbreken niet. Het hele Rivierenhof-domein wordt in 1921
aangekocht door de provincie Antwerpen, dankzij provinciale griffier J. Schobbens.
John Cogels (1814-1885) en barones Josephine Osy de Zegwaart erven grond rond boerderij Zurenborg, waar veel later de
nieuwe wijk Zurenborg wordt gebouwd met als pronkstuk de Cogels-Osylei. Die Zurenborghoeve lag ongeveer op de rotonde in
het midden van die straat. De hoeve zou nog een rol spelen tijdens de Belgische Opstand van 1830, want daar lag het
Nederlandse garnizoen dat op 25 oktober van dat jaar bij een uitval iets verderop nabij het Posthof met een kogel het
rechterdijbeen verbrijzelde van graaf Frederik de Merode, die mogelijke de eerste Belgische koning zou zijn geworden wanneer
hij niet aan die verwonding was overleden in Mechelen op 4 november 1830.
della Faille de Leverghem:
Een adellijke familie met een zeer brede woning aan de Lange Gasthuisstraat 25- 29-31, waar vandaag onder meer
bedrijvencentrum Startupvillage huist. Een doorgang leidt naar de Prairietuin en de Botaniek-plantentuin. In die doorgang een
vrouwenbeeld dat met de leuze ‘voor het vaderland’ het ontstaan van België oproept.
Marie della Faille de Leverghem (1781-1838) trouwt met Albert Cogels, een zoon van Jan-Baptist Cogels III, lid van het Nationaal
Congres.