Ooit
Ooit zullen wij terug samen zijn,
maakt niet uit in welke vorm,
stuifmeel verwaaiend in een rozentuin
in de nazomer van een zwoele september.
Of in reuk van vreugdevuren,
opstijgend in de avond,
klevend aan de lippen van een dichter
die zijn muze kust.
De reuk van nootmuskaat
in de keuken van een Indische prinses,
vermengd met haar tere lichaamsgeur,
opgewekt door verlangen naar een geliefde.
Het maakt niet uit,
als het mijn dromen stimuleert,
mijn dromen waarin je elke nacht opnieuw
verschijnt,
maar steeds terug verdwijnt bij het
ochtendgloren.
Ooit zullen wij terug samen zijn
wanneer mijn as zich vermengt met de
jouwe
in het urnen-bos, geholpen door een
regenbui
Die traag zal verdampen in eeuwige stilte.