MASKERADE
ik loop ‘s ochtends over straat,
een lege straat, of toch bijna.
Een eenzame figuur aan de overkant
komt voorbij,
gemaskerd
maar niet in feeststemming
zoals op een plein in Venetië
tijdens het Carnaval.
Zijn ogen drukken twijfel uit.
Schichtig schuift hij voorbij
als een schaduw, bang voor spoken
met een virus in hun staart.
Ook ik ben waakzaam
maar kijk rond met open blik.
Mijn eenzaamheid is ditmaal mijn geluk,
mijn schild tegen dreigend gevaar.
Het is nog vroeg
wanneer ik mezelf uitlaat
als een hond die zijn poot heft tegen het virus,
het onderwerp van de dag.