AAN ZEE
Messen, venusschelpen en kleine mosseltjes
prikken mijn voetzolen
als ik door het zilte zand loop,
door plassen waad, achtergelaten door de branding
van een terugtrekkende zee.
Het blauw staat als een koepel
over de wereld gespannen
met in de nok, de zon
die de huid schroeit van bleke Vlamingen
met een black-out van het gezond verstand.
Rood verbrand zitten zij achter het stuur
van hun dure wagens
en keren huiswaarts, koortsig maar gelukkig.
Zij hebben de zee gezien en de zon zien zakken
en de vele boetiekjes vol droomjurken
voor moeder en dochter.
Die dromen heel de winter van hun verschijning
op het zomerse strand, volgend jaar.
Hun onderbouw spot met de wetten van de zwaartekracht
in een te krap uitgevallen badpak.
Dure diëten zullen zij uitproberen,
maar de volkskeuken van hun geliefde tv-kok
zal daar een stokje voor steken,
zeker weten.