NACHTFEEST
voor Emiel Willekens, tachtig lentes
Van bossen en baaien,
dieren en dingen
weet hij de woorden;
van taal en teken,
wijkende wateren de wijs.
Op deze dag dat de woorden
maar wat dartelen
zingt de jongen die hij gebleven is
over hoe mooi de wereld
uitgemeten ligt in dit ogenblik.
Hij, die overal elders
heel anders
had willen wezen:
blond, pienter,
gespierd, een durver.
Hij, die het vergetene zocht in de tijd
toen de dieren nog spraken, behoeder
en bewaker van veldtekens en verhalen,
momenten en landschappen waarvan hij
schrander de namen verandert.
Hij kent de raadsels, de geheimleer
van vuur (is warmte, is licht).
Hij weet waarom herinnering soms
een vijver wordt genoemd,
hoe zijn kleinste witste ik veranderde.
Zie: zijn archaïsche glimlach.
Kom, nachtwandelaar, in deze
lichtverteerbare zomer, kom op
dit balkon vol baldadig zonlicht.
Zie: daar liggen de duinen!
Zolang als wij
u gadeslaan gaat
er iets eeuwigs werken.
Uw nachtfeest gaat
vrolijk door.