Antwerpen Quartier Latin
Matsijs Quinten (1466-1529)
Als tweede zoon van smid Joost Matsijs en Catharina van Kincken wordt Quinten op een dag tussen 4 april en 10 september 1466 geboren als een van hun vier kinderen. Het geboortejaar is gebaseerd
op een veel latere verklaring van Quinten zelf in 1494 aan de Leuvense stadsmagistraten dat hij 28 jaar is.
Uit wat bekend is over zijn ouders, kan worden afgeleid dat de familie er financieel goed voorstaat. Zoon Quinten begint zijn artistieke carrière als kunstsmid, maar er zijn geen aanwijzingen waar of van
wie hij dat vak heeft geleerd. Volgens Carel van Mander, de man die in zijn ‘Schilderboek’ uit 1604 veel heeft bericht over de kunstenaars in de Nederlanden, is Quinten op een bepaald moment ziek
geworden en heeft die ziekte zijn krachten dermate ondermijnd, dat hij nadien te zwak is om de zware smidsarbeid nog aan te kunnen. Hij start dan met het vervaardigen van decors voor
carnavalsvieringen. Blijkbaar komt daar een nieuw talent aan de dag, want Quinten Matsijs zal de geschiedenis ingaan als schilder en niet als smid. Waar hij zijn opleiding heeft gehad, is niet bekend,
maar aangenomen wordt dat het in Leuven was, waar in die dagen Dirk Bouts de bekendste schilder is, die de verworvenheden van Rogier van der Weyden en Hans Memlinck naar deze stad meebrengt.
In 1491 verlaat de 25-jarige Quinten zijn geboortestad en trekt naar Antwerpen, waar hij als meester wordt ingeschreven in de registers van de Sint-Lucasgilde. Het jaar daarop trouwt hij met Aleyt van
Tuyl, met wie hij drie kinderen zal krijgen, waaronder Cornelis en Jan, die later in vaders voetsporen zullen treden. Wanneer zijn vrouw Aleyt in 1507 sterft, hertrouwt Quinten het jaar daarop met
Catharina Heyns en uit dat huwelijk komen nog eens tien kinderen voort.
Tussen 1495 en 1510 heeft Quinten Matsijs in Antwerpen een aantal leerlingen in zijn atelier werken, waarvan de namen Ariaen van Overbeke, Willem Muelenbroec, Eduardo de Portogallo en Hennen
Boeckmakere bekend zijn gebleven. Voor ons vandaag geen grote namen, maar ze zijn niettemin allemaal als meester lid van het Antwerpse Sint-Lucasgilde geweest. Als leerjongens hebben ze Quinten
geassisteerd bij zijn grote altaarstukken.
Omdat de naam van Matsijs een tijdlang ontbreekt in de gilderegisters, wordt aangenomen dat hij een reis naar Italië heeft gemaakt en zich ook enige tijd in andere steden in de Nederlanden heeft
opgehouden. Ook Joachim Patinir zou een tijd in Quintens atelier hebben gewerkt en een aantal landschappen in diens werk voor zijn rekening
hebben genomen, een genre waarin Patinir uitblinkt. Omdat Matsijs na de dood van Joachim het voogdijschap over zijn kinderen krijgt, wordt
ervan uitgegaan dat beiden intensief contact met elkaar hebben gehad.
Quinten Matsijs is in zijn dagen eigenlijk de enige schilder in Antwerpen die echt aanzien geniet en dan later ook als de grondlegger van de
Antwerpse schilderschool wordt aangemerkt. Natuurlijk wordt Quinten beïnvloed door een reeks grote namen uit de periode van de Vlaamse
Primitieven (lees: de eerste Vlamingen met een eigen unieke stijl in Europa) zoals Jan van Eyck, Rogier van der Weyden, Hans Memling en Dirk
Bouts. Maar zij zijn vooral werkzaam geweest in Brugge, Gent, Brussel en Leuven. Antwerpen is daardoor nog redelijk onontgonnen terrein voor
iemand met talent.
Wanneer Quinten aansluiting zoekt bij 15de-eeuwse voorbeelden doet hij dat heel bewust. Die stijl kennen zijn opdrachtgevers, die vaak de
leiding hebben van een bepaald gilde. En die herkenning geeft vertrouwen in Matsijs kunde. Men zit niet direct op een vernieuwer te wachten.
Religieuze taferelen zijn in die dagen het hoofdthema van menig schilder, want het is ook uit die hoek dat de opdrachten veelal komen.
Karakteristiek voor die Vlaamse stijl is het realisme van de personages en de afgebeelde omgeving, met veel oog voor de weergave van details,
waaronder juwelen, versieringen en ornamenten. De transparante pigmenten neemt Quinten over van zijn vroegere stadsgenoot Dirk Bouts. Meer
specifiek voor Matsijs is dan weer het groteske in sommige van zijn werken.
Een van de eerste grote opdrachten krijgt Matsijs vanuit zijn geboortestad Leuven. De Broederschap van de Heilige Anna bestelt bij hem in 1507
een altaarstuk voor de Sint-Pieterskerk. Het drieluik wordt tussen 1507 en 1509 in Antwerpen gerealiseerd en bevindt zich nu in de Koninklijke
Musea van Schone Kunsten van België te Brussel. Nog tijdens het werk aan dit altaarstuk komen in 1508 de Antwerpse schrijnwerkers bij Quinten
aankloppen. Zij wensten ook een drieluik voor hun altaar. Omdat schrijnwerkers doorgaans betrokken werden bij retabels, ging hun gedachte
eerst uit naar een beeldhouwwerk. Maar al spoedig bleken de daartoe in aanmerking komende kunstenaars wat te duur te zijn voor hun financiële
mogelijkheden, zodat het dan maar een geschilderd altaarstuk moest worden. Het thema was de bewening van het lijden, weergegeven door een
graflegging van Christus op het middenpaneel. Op beide zijluiken kwamen taferelen rond de patroonheiligen van de schrijnwerkers, Johannes de
Doper en Johannes de Evangelist. Vandaag doen die scènes gruwelijk aan, het hoofd van Johannes de Doper wordt door Herodes aan zijn vrouw
aangeboden en Johannes de Evangelist wordt in een ketel kokende olie afgebeeld, de wijze waarop hij aan zijn einde is gekomen. Voor de middeleeuwers was het leven echter veel ruwer dan wat wij nu
kennen, dus voor hen waren deze realistische beelden acceptabeler. Dit drieluik is nu in bezit van het Antwerpse Koninklijk Museum voor Schone Kunsten en tijdens de verbouwing van dat museum te
zien in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal.
In 1509 sticht koningin Eleonora van Portugal in het plaatsje Xabregas nabij Lissabon het clarissenklooster Madre de Deus. Daar wil zij ook een mooi kunstwerk aan schenken en er is een band tussen
Portugal en het atelier van Matsijs via zijn leerling Eduardo de Portogallo. Mede daardoor klopt de Portugese handelsagent in Antwerpen, João Brandao, bij Quinten aan. Ongeveer een vol jaar wordt in
het Antwerpse atelier gewerkt aan het acht panelen tellende retabel van de Zeven Smarten van Maria. Daarvan zijn enkele stukken bewaard gebleven, met name het tafereel van Johannes de Evangelist
met de heilige vrouwen bij het graf van Christus en de Rust tijdens de vlucht naar Egypte. Het eerste bevindt zich in het Museu Nacional de Arte Antiga te Lissabon, voor het tweede moet je naar het
Worcester Art Museum in de U.S.A.-staat Massachusetts.
Na 1512 legt Quinten Matsijs zich voornamelijk toe op kleiner werk en kan hij het voortaan zonder medewerkers af. Hij realiseert nu ook zijn bekendste niet-religieuze werken, zoals het Portret van een
Oude Man uit 1513, dat zich nu in het Musée Jacquemart-André te Parijs bevindt. Een van Quintens bekendste werken is De Geldwisselaar en zijn Vrouw, waarvoor je vandaag naar het Louvre moet, dat
enigszins satirisch een waarschuwing geeft aan de geldhandel-branche en dat uit 1514 dateert. Dat satirische element is nog sterker aanwezig in De Lelijke Hertogin uit 1515, nu in The National Gallery
in Londen. Quinten Matsijs etaleert in dit soort werken een commentaar op de toenmalige maatschappij en de gedragingen van sommige medeburgers daarin. Deze drie hier genoemde kleinere werken
zijn gesigneerd, iets wat vaak niet het geval is geweest bij Matsijs, zodat een groot deel van zijn werk met de vermelding ‘toegeschreven aan …’ door het leven gaat.
In 1517 bereikt Matsijs een hoogtepunt in zijn portretkunst met het schilderen van twee werken die in feite een tweeluik vormen, doordat ze dezelfde kamer als achtergrond hebben en de figuren een
band met elkaar bezitten. Het gaat om de portretten van Desiderius Erasmus, de beroemde humanist, en Peter Gillis, Antwerpse stadssecretaris en in de wereld van de humanisten bekend als Aegidius.
Beide portretten waren een cadeau voor de Engelsman Thomas More, die enige tijd in Antwerpen heeft verbleven bij Gillis en daar in de tuin zijn bekende werk Utopia laat beginnen. Erasmus en Gillis
kenden elkaar via Antwerpse drukkers, waar Desiderius zijn geschriften liet drukken en Peter als corrector diensten verleende. Thomas More zal de portretten van een Latijnse tekst voorzien. Het portret
van Erasmus maakt nu deel uit van The Royal Collection in Hampton, Engeland en dat van Peter Gillis bevindt zich in Longford Castle in het Engelse Wiltshire. Nu zijn er door Matsijs meer versies van
beide portretten gemaakt, omdat vrienden van hem en van Erasmus daarom vroegen. Zo komt het dat ook het Koninklijk Museum van Schone Kunsten in Antwerpen kan uitpakken met een portret van
Peter Gillis en dat er eveneens een te vinden is in het Palazzo Barberini in Rome. Erasmus vindt een dubbelganger in de Galleria Nazionale d’Arte Antica in Rome. In zijn portretkunst is Matsijs beïnvloed
door het werk van Lucas van Leyden en Jan Mabuse.
Wanneer in 1520 vanuit Duitsland de beroemde kunstenaar Albrecht Dürer Antwerpen aandoet, bezoekt hij ook de bekendste schilder van de stad in diens huis aan de Huidevettersstraat. Een jaar later
blijken Quinten en zijn tweede echtgenote diverse panden in eigendom te hebben en verhuist het gezin naar een woning in de Schuttershofstraat.
Uit de periode na 1520 dateert ook het paneel van de Heilige Maria Magdalena, waarop zij niet als een boetvaardige volksvrouw is afgebeeld, maar als een elegante dame die haar zalfpot bij zich draagt,
waarmee ze de voeten van Christus zal balsemen. Dat tafereel gaat terug op de in die dagen populaire Gouden Legende, waarbij over Maria Magdalena wordt verteld dat ze van koninklijke familie
afstamt en in luxe leeft, voordat ze zich bekeert. Daardoor wordt een zekere mate van werelds bezit acceptabel voor de meer welstellende Antwerpse burgerij en blijft er hoop voor deze zondaars. Dit
werkstuk is eveneens in bezit van het Louvre in Parijs. Voor de Mechelse Begijnhofkerk penseelt Quinten een Verrijzenis.
Daarnaast portretteert Matsijs de heersende vorst, Rooms keizer Maximiliaan van Oostenrijk, wiens portret zich nu in de Amsterdamse portrettengalerij bevindt. Rond 1525 volgt een portret van de
Deense koning Christian II, die op dat moment als balling in Lier verblijft. Hij komt hier door zijn huwelijk met een zus van keizer Karel V, maar men is niet echt blij met deze lutherse vorst in deze
contreien. Het portret is ver weg van zijn ontstaansplek gereisd, naar het Archidiocesaan Museum in Kromĕřiž, een plaats in Moravië, nu een deel van Slowakije.
In 1529 overlijdt Quinten Matsijs in het Sint-Rochusziekenhuis aan de Antwerpse Sint-Rochusstraat.
Quinten is daar opgenomen als slachtoffer van een ongeneeslijke aandoening, bekend als Engelse of zweetziekte, waaraan op drie dagen tijd 400 Antwerpenaren overlijden. Quinten wordt begraven in
de kapel van het gasthuis, maar zijn stoffelijke resten zullen daar niet eeuwig blijven.
Rond 1625 krijgt mecenas en kunstliefhebber Cornelis Van der Gheest, zelf eigenaar van enkele werken van Matsijs, toestemming om de grafsteen van Quinten uit het gasthuis weg te nemen en die
inmiddels verweerde steen te laten herkappen. Cornelis laat er meteen een tekst op aanbrengen: “Sepvltvre van M(eeste)r Qvinten Matsys in Synen Tyt Gofsmidt en Daer Naer Famevs Schilder Werd
Sterf Anno 1529”. Wanneer Matsijs 100 jaar dood is in 1629, mag Van der Gheest die steen van het stadsbestuur aanbrengen op de gevel van de kathedraal aan de Handschoenmarkt, tussen de toren
en het portaal. Ook de stoffelijke resten van Quinten worden opgegraven en zijn overgebracht naar het interieur van de kathedraal. De resten zijn op hun plaats gebleven, maar de grafsteen aan de
gevel is weer weggenomen in 1818 om te verhuizen naar het inmiddels in het oude minderbroedersklooster geopende Museum voor Schone Kunsten (nu kunstacademie), waar de steen een plaatsje
krijgt naast een triptiek van Matsijs. Op de kathedraal wordt dan een replica aangebracht met daarrond een monumentaal kader, waarin je onder een reliëfmedaillon van de kunstenaar enerzijds de
attributen van een smid ziet, anderzijds het palet van een schilder.
Het verhaal van de smid die zich omschoolde tot schilder wordt spoedig onderwerp van een legende. Daarvan is de Quinten Matsijsput op de Handschoenmarkt met zijn smeedijzeren bovenstuk – een
putkevie – de stevige weergave geworden. Je leest op de put rondom de tekst: “Dese putkevie werd gesmeed door Quinten Matsijs. De liefde maeckte van den smidt enen schilder”. Volgens het verhaal
zou Quinten kort na zijn aankomst in Antwerpen verliefd zijn geworden op de dochter van een kunstschilder. Maar haar vader vond het beroep van smid te min om de hand van zijn dochter te verkrijgen.
Daarom begint Quinten te schilderen. Wanneer vader uit huis is, penseelt Quinten een vlieg op het blote achterwerk van een duivel op een van diens schilderijen. Als pa thuiskomt en de vlieg ziet,
probeert hij die eerst weg te meppen en wanneer hij ontdekt dat het insect geschilderd is, roept hij uit: “Wie dat heeft gedaan mag de hand van mijn dochter hebben!” En dan komt Quinten natuurlijk
vanachter het gordijn…
Maar we mogen aannemen dat het zo dus niet is gegaan en bovendien is het smeedwerk op de put bijna zeker ook niet van Matsijs. Voorheen stond deze kevie op een vierkante put op de nabije Grote
Markt. Aan de schilder herinnert ook nog de naam van de smalle doorsteek waarlangs je het pleintje kan verlaten, de Quinten Matsijsdoorgang.
Leuven wil zijn kunstzinnige zoon graag herdenken bij de inrichting van de gotische zaal van het stadhuis, die gestoffeerd wordt met vier grote historiestukken en acht portretten van beroemde burgers,
waaronder dus Quinten Matsijs. Schilder André Hennebicq mag in 1878 het contract voor die reeks kunstwerken tekenen en zal uiteindelijk elf schilderijen gereed krijgen in de daarop volgende jaren.
Het portret van Quinten raakt in 1883 af.
Op 14 augustus 1881 wordt aan de Quinten Matsijslei aan het Stadspark in Antwerpen een standbeeld van Quinten Matsijs onthuld, gekapt uit een blok marmer door Jacques De Braeckeleer en op
sokkel gezet door de gebroeders Leonard en Hendrik Blomme. Maar wanneer later de auto wordt uitgevonden, worden de schaarse koetsen op de Quinten Matsijslei verdrongen door ronkende motoren
en wordt Quinten een sta in de weg voor de vooruitgang. Dus wordt hij op 27 april 1934 verbannen naar het residentiële Zuid, waar hij vanuit de Baron Dhanislei de blik richt op de verkeersstroom over
de Amerikalei. Matsys laat het niet aan zijn neogotische hart komen, zelfs al wordt hem op deze plek geen avondlijke illuminatie gegund. Van de vier oorspronkelijk rond het monument staande lantaarns
resten hier enkel de voetstukjes.
Ook het al in 1837 door Charles Geerts gemaakte beeld van een lezende Quinten moet het stellen met een ietwat verborgen leven in de tuin van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten aan de
Antwerpse Mutsaertstraat. Uiteraard de gepaste plaats voor een kunstenaar waarvan geen mens weet wie hem heeft opgeleid. Is de boodschap talent behoeft geen diploma om roem te oogsten?
Quintens roem heeft nu zelfs buitenaardse proporties aangenomen, sinds planetoïde 9569 zijn naam draagt. Wat kan een kunstenaar meer wensen?
OEUVRE (ovolledig)
1500
Christus Salvator Mundi.
Kon. Museum voor Schone Kunsten, Leopold de Waelplaats, Antwerpen.
1500
Diptiek Maria in gebed.
Kon. Museum voor Schone Kunsten, Leopold de Waelplaats, Antwerpen.
1509
H. Maagd met Kind omgeven door engelen.
The Courtauld Gallery, Somerset House, Strand, Londen, Engeland.
1509
H. Maagd op troon omgeven door vier engelen.
National Gallery, Trafalgar Square, Londen, Engeland.
1509
Het heilige Maagschap of de Triptiek van de Sint-Annabroederschap te Leuven.
Kon. Musea voor Schone Kunsten van België, Regentschapsstraat 3, Brussel.
1510
Zeven Smarten van Maria – achtdelig retabel.
- Johannes de Evangelist en de heilige vrouwen.
Museu Nacional de Arte Antiga, Rua das Janelas Verdes, Lissabon, Portugal.
- Rust tijdens de vlucht naar Egypte.
Worcester Art Museum, 55 Salisbury Street, Worcester, Massachusetts, U.S.A.
1510
Portret van kanunnik Stephan Gardiner.
Verzameling van de prins van Liechtenstein, Vaduz, Liechtenstein.
1511
Triptiek van het schrijnwerkersambacht.
Kon. Museum voor Schone Kunsten, Leopold de Waelplaats, Antwerpen.
1511
De nood Gods / Graflegging van de Heer.
Kon. Museum voor Schone Kunsten, Leopold de Waelplaats, Antwerpen.
1511
Vergulde Maagd Maria in blauw kleed.
Kon. Musea voor Schone Kunsten van België, Regentschapsstraat 3, Brussel.
1513
Gedrochtelijke koppen – studie.
Musée Jacquemart-André, Boulevard Haussmann 158, Parijs, Frankrijk.
1513
Portret van een oude man.
Musée Jacquemart-André, Boulevard Haussmann 158, Parijs, Frankrijk.
1513
Heilige Maagd en Kind en lam.
Muzeum Nardowe w Poznaniv, Al Marcinkowskiego 9, Poznán, Polen.
1514
De geldwisselaar en zijn vrouw.
Musée du Louvre, Rue de Rivoli 99, Parijs, Frankrijk.
1515
Portret van een edelman.
Privébezit.
1515
Portret van een notaris.
National Gallery of Scotland; The Mount, Edinburgh, Engeland.
1515
Kruisiging.
National Gallery, Trafalgar Square, Londen, Engeland.
1515
Portret van een oude vrouw ofwel De lelijke hertogin.
National Gallery, Trafalgar Square, Londen, Engeland.
1517
Portret van Desiderius Erasmus.
Kings Dressing Room, Windsor Castle, Castle Hill, Windsor and Maidenhead, Engeland.
1517
Portret van Peter Gillis.
Longford Castle, Bodenham, Salisbury, Engeland.
1517
Portret van Desiderius Erasmus.
Galleria nazionale d’arte antica, Palazzo Barberini, Via della Quatro Fontaine 13, Rome, Italië.
1517
Portret van Peter Gillis.
Galleria nazionale d’arte antica, Palazzo Barberini, Via della Quatro Fontaine 13, Rome, Italië.
1520
Ecce Homo.
Palazzo Ducale (Dogenpaleis), San Marco 1, Venetië, Italië.
1520
Christus aan het kruis met schenkers.
Museum Mayer van den Bergh, Lange Gasthuisstraat 19, Antwerpen.
1520
Portret van een vrouw.
Metropolitan Museum of Art, 1000 Fifth Avenue / 82nd Street, New York, U.S.A.
1520
Verrijzenis.
Begijnhofkerk, Nonnenstraat 28, Mechelen.
1525
Maria Magdalena.
Musée du Louvre, Rue de Rivoli 99, Parijs, Frankrijk.
1525
Tronende Maria.
Staatliches Museen zu Berlin, Gemäldegalerie, Matthäikirchplatz, Berlijn, Duitsland.
1525
Portret van Christian II.
Arcidiecézni Muzeum, Snĕmovni námĕsti 1, Kromĕřiž, Tsjechië.
1526
Aanbidding der koningen.
Metropolitan Museum of Art, 1000 Fifth Avenue / 82nd Street, New York, U.S.A.
1529
Heilige Maagd met Kind.
Musée du Louvre, Rue de Rivoli 99, Parijs, Frankrijk.
1529
Christus.
Grafsteen Quiten Matsys, gevel O.L.V.-Kathedraal
© foto: Vera Seppion