HANDELSBEURS
Twaalfmaandenstraat / Borzestraat 31.
Eind 15de eeuw neemt Antwerpen de plaats van Brugge in als belangrijkste handelsstad in de Habsburgse Nederlanden. Daar zijn diverse redenen voor: de Schelde is door stormvloeden een brede
vaarweg naar open zee geworden, terwijl het Zwin steeds verder verzandt; de Bruggelingen hebben op 5 februari 1488 Rooms koning Maximiliaan van Oostenrijk bijna een maand gegijzeld om hem
privileges af te dwingen, waarop hij het Brugse jaarmarktrecht aan Antwerpen schenkt; in Brugge moeten transacties tussen buitenlandse kooplui altijd via een Brugse makelaar lopen, terwijl die
verplichting in Antwerpen niet bestaat.
In Brugge komen de internationale handelaren al regelmatig samen op een plein voor het huis van Jacob van der Buerse, die diensten verleent aan de Italianen, Spanjaarden, Duitsers en de andere
kooplui. Daardoor gaan zij spreken over ‘bij Van der Buerse’, waaruit het woord ‘beurs’ ontstaat als internationaal begrip voor zo’n plaats van samenkomst.
In Antwerpen wordt er specifiek voor de handel in specerijen in 1485 al een open plek gecreëerd met rondom houten galerijen, die zowel enige privacy als beschutting bij regen bieden. Die plaats
bevindt zich vlakbij een trefpunt van handelaars, met name van de Engelse, die van het stadsbestuur nabij de Grote Markt een terrein tussen de huidige Lange Doornik- en Hofstraat hebben gekregen
voor hun wolpakhuizen.
Wanneer rond de eeuwwisseling van 15de en 16de eeuw de internationale handel echt naar Antwerpen overkomt, laat het stadsbestuur in 1515 een laatgotische arcade in steen op de plaats van die
eerste houten constructie neerzetten door bouwmeester Domien de Waghemakere, vandaag bekend als de Oude Beurs aan Hofstraat 15.
De handel floreert en al rond 1526 wordt die oude beurs veel te klein voor het grote aantal handelaren dat elkaar wil ontmoeten. De internationale kooplui vragen dan ook aan het stadsbestuur om een
ruimer gebouw en opnieuw mag Domien aan het ontwerpen gaan, maar nu mag het allemaal wat royaler van opzet. Dat hoef je deze man, die gewend is om aan kerken en stadhuizen te bouwen, geen
twee keer te zeggen. Hij tekent een plein van meer dan 1700 m², weer omgeven door gotische galerijen, maar nu met een verdieping erop, waar diverse lokalen in ondergebracht worden. Om deze
handelsbeurs nog wat meer luister te geven, komen er aan twee kanten torens bij. Aan de Twaalfmaandenstraat een hoge met een fraaie spits, aan de tegenover liggende Borzestraat een wat lagere,
maar ook het enige deel dat vandaag nog resteert van die nieuwe beurs.
Denk nu niet, dat iedereen stond te juichen. Integendeel, er was nogal wat protest tegen zo’n groot gebouw, verder van de Schelde. Zeker de eigenaars van huizen of grond die onteigend worden, laten
hun bezwaren zelfs tot bij landvoogdes Maria van Hongarije klinken. Maar ze vangen bot en de Gebroeders Spillemans als aannemers slagen erin om binnen de kortste keren het gebouw af te krijgen,
zodat de handelaars er vanaf 1532 tweemaal daags kunnen samenkomen om 11 en 18 uur.
Zo’n samenkomst is geen ordeloze massa, buitenlandse handelaren hebben zich verenigd in Naties naargelang de landen waar ze vandaan komen. De belangrijke Engelse kooplui staan in het midden
van het plein, rechts van hen zie je Italianen en Spanjaarden, links Fransen en Walen, aan de zuidzijde staan de Duitsers en de Oosterlingen (Polen, Russen, Litouwers …) en aan de noordkant vind je
de Bourgondiërs, Hollanders en andere noordelijke Naties. Op dat beursplein zijn geen goederen aanwezig, de handel gebeurt met wisselbrieven die gekocht en verkocht worden tegen prijzen die van
vraag en aanbod afhangen. Maar die geschreven overeenkomsten vertegenwoordigen wel degelijk een partij koopwaar. De wisselkoersen in de belangrijkste munten worden genoteerd bij het eind van
een beurssessie, waarna agenten van belangrijke buitenlandse handelaars die informatie doorspelen aan hun opdrachtgevers – wellicht per postduif. Die Antwerpse beurs heeft dus effect op heel
Europa.
Alleen handelaars of hun agenten zijn welkom binnen de beursmuren. Zij zijn vaak chic uitgedost en hebben soms een mooi zwaard aan hun riem hangen. Aanvankelijk worden ze vergezeld van
gewapende lijfknechten – zeg maar bodyguards. Maar als er in 1562 massale gevechten met doden en gewonden plaatsvinden binnen de beurs, wordt het verboden gewapend het beursterrein te
betreden of zich door lijfknechten te laten vergezellen.
Handelaars uit de Engelse beurs, een lokaal dat het stadsbestuur in 1550 speciaal voor deze belangrijke natie laat inrichten aan de gelijknamige straat, komen na hun goederentransacties naar deze
beurs voor het aangaan van leningen, deposito's, overdragen van wisselbrieven of afsluiten van verzekeringen. Ook diverse Europese vorstenhuizen doen op de Antwerpse beurs een beroep bij het
aangaan van leningen. Vooral Karel V en het Engelse koningshuis bedienen zich graag van Antwerpse financiers.
Vanaf 1540 wordt er op de verdieping een plaats ingeruimd voor handelaars in schilderijen, het Schilderijenpand. Dichter bij je klanten kan je moeilijk zitten, al moeten we natuurlijk niet denken dat hier
Titiaan of Pieter Bruegel hingen, terwijl Rubens en Van Dijck nog geboren moesten worden.
Het Spaanse staatsbankroet van 1557 en het erop volgende uitstel van betaling brengt een gevoelige klap toe aan het Antwerpse beurswezen. Heel wat Zuid-Duitse en Italiaanse kooplieden-bankiers
worden in het faillissement meegesleurd. Toch speelt de Antwerpse beurs een belangrijke rol bij het in noordelijk Europa verspreiden van Italiaanse betalings- en bankierstechnieken.
In 1581 gaat het even helemaal mis, een felle brand vernield het hele gebouw. Maar Pauwel Luydinck bouwt alles weer netjes en snel op volgens het bestaande model, zodat in 1583 de beurs opnieuw
geopend kan worden.
Dat ‘bestaande model’ is intussen ook opgevallen aan Thomas Gresham, de vertegenwoordiger van de Engelse koningin in Antwerpen. Hij weet vorstin en regering enthousiast te maken en architect
Hendrik van Paesschen mag in Londen ook zo’n gebouw laten oprijzen, dat in 1565 kan openen als ‘the Bourse’. Maar koningin Elisabeth I zegt bij haar bezoek op 23 januari 1570, dat de naam
veranderd moet worden in Royal Exchange. Ook in andere steden openen tegen eind 16de of begin 17de eeuw beursgebouwen volgens het Antwerpse voorbeeld. Wie nog zo’n gebouw wil zien, kan
terecht in de Franse stad Lille, waar je La Vieille Bourse aan de Rue des Manneliers 7 ontdekt, vlakbij de Place Général de Gaulle.
Intussen gaat de handel in Antwerpen snel bergaf als gevolg van de Tachtigjarige Oorlog met de Spaanse furie die de stad op 4 november 1576 in vuur en vlam zet en in 1585 de verovering van
Antwerpen door Alexander Farnese, ook bekend als Parma. De beurs gaat lange tijd dicht voor de handel, maar het gebouw wordt nog voor andere doeleinden gebruikt.
In 1615 brengt Aubertus Miraeus er een boekendepot in onder, een collectie die hij aanvankelijk in het Papenhof achter het koor van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal zou installeren als eerste
openbare bibliotheek voor geestelijken en leken. Van deze ‘bibliotheca publica’ komt evenwel niets terecht, maar later zullen deze boeken de kern van onze stadsbibliotheek gaan vormen. En schilder
David Teniers jr. richt er vanaf 1661 tekencursussen in als deken van de Sint-Lucasgilde, de groepering van kunstenaars, die daar ook zelf hun vergaderingen houden. David heeft gemerkt dat jong
talent een serieuze opleiding verdient en hij krijgt van koning Filips IV in 1663 een octrooibrief voor een heuse kunstacademie, al moet hij zich tevreden stellen met de lokalen van het vroegere
Schilderijenpand.
Wanneer de Spaanse Nederlanden in 1715 naadloos overgaan in de Oostenrijkse Nederlanden, vinden er weer wat beursactiviteiten plaats. Zo kan men vanaf 1 september 1723 intekenen op aandelen
van de Oostendse Compagnie, tegenhanger van de Nederlands Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Van de 6000 aandelen van elk 1.000 gulden – destijds een flink bedrag – vindt de helft
binnen de twee uur al een koper en na anderhalve dag is het startkapitaal van 6 miljoen gehaald. Ofschoon onder Nederlandse dreiging die handelsonderneming officieel op 16 maart 1731 bij het
Verdrag van Wenen weer wordt opgeheven, worden de activiteiten op particuliere naam stilletjes voortgezet en is er bij de ontbinding in 1777 een winst van 7½ miljoen gulden behaald.
Wanneer de Franse revolutionairen de Oostenrijkse Nederlanden veroveren en die in 1795 bij Frankrijk annexeren, gaat de Handelsbeurs weer dicht. Maar vier jaar later komt Napoleon Bonaparte aan
de macht als consul en vanaf 1804 als keizer. Stilaan herstelt zich de handel en in 1810 kan de beurs opnieuw opengaan. Het stadsbestuur ziet in dat zo’n openluchtplein niet meer ‘van onze tijd’ is en
op 27 juli 1850 wordt besloten de binnenruimte in metaalbouw te laten overkoepelen.
De Luikse ingenieur-constructeur Charles Marcelis haalt de opdracht binnen en de firma Paris-Isaac uit Marchienne-au-Pont voert dit werk uit tussen oktober 1852 en december 1854 met 460 ton
gietijzer. Dat is wel heel kort na Joseph Paxtons Crystal Palace, dat voor de Londense wereldtentoonstelling van 1851 in het Hyde Park is verrezen. Wanneer die koepel klaar is mogen Godfried
Guffens en Jan Swerts van 1855 tot 1858 muurschilderingen aanbrengen in de Handelsbeurs. Maar ze zijn er amper mee klaar als op 2 en 3 augustus 1858 wederom een brand heel de beurs tot puin
herleidt.
Nu wordt beslist om maar meteen een heel nieuw gebouw neer te zetten, maar wel een waarbij het oude concept goeddeels behouden blijft. Er wordt een wedstrijd uitgeschreven, waar aanvankelijk
Marcelis als winnaar uitkomt. Maar het stadsbestuur heeft kennelijk geen haast, de beurshandel mag zich enkele jaren behelpen met een noodgebouw op de Groenplaats of bij barre kou de Cité, een hal
met winkels aan de Oudaan. Pas wanneer architect Jos Schadde enkele jaren later, op 8 april 1865, een ontwerp indient, wordt dat na heel wat aandringen van de Handelskamer uiteindelijk door de
Antwerpse gemeenteraad aanvaardt. Maar echt snel gaat het nog altijd niet, pas op 17 januari 1869 wordt de eerste steen voor de nieuwe Handelsbeurs gelegd.
Op de beursgevel aan de Twaalfmaandenstraat zie je het jaartal 1872. Dat is het jaar waarin op 24 augustus als sluitstuk van Antwerpen kermis de plechtige inhuldiging van de nieuwe Handelsbeurs
plaatsvindt. Het is een neogotische constructie geworden – in die periode dé eigentijdse bouwstijl van o.a. katholieke kerken – met daarop een moderne koepel met gebruik van eigentijdse materialen
als staal, zoals ook Eugène Emmanuel Viollet-le-Duc het in die dagen propageert.
Jos zelf is evenmin vergeten, in een erker aan een van de balustrades zie je zijn buste in hoogreliëf voor een gotisch venster. Alphonse Van Beurden bezorgt hem in 1896 dit huldeblijk. Sommige