Victor Driessens stierf voor een applaudisserend publiek in het derde bedrijf van Een beroemd proces. In de rol van Jean Renaud zakte hij in elkaar,
getroffen door een beroerte, en overleed drie dagen later in zijn woning aan de Van Stralenstraat in Antwerpen.
Victor wordt in Rijsel geboren op 6 mei 1820 uit Vlaamse ouders en het gezin vestigt zich in Antwerpen nabij de 'Poesje' in de oude stad. Hier maakt
Vic kennis met het theater. Enkele jaren later trekt hij als kapper mee met een rondreizend circus, waar hij opklimt tot acrobaat, goochelaar en
uiteindelijk regisseur. Weer thuis sluit hij zich als 20-jarige aan bij De Kleine Kruisboog, een schuttersvereniging en vrolijk gezelschap dat samenkomt
in kunstenaarskroeg "De Zageman" in de Steenbergstraat in het Sint-Andrieskwartier. Ondanks het lage allooi van de buurt, brengt Driessens er met
zijn gildebroeders een toneelgezelschap tot leven en Kerstmis 1840 debuteren ze met Laarzen van hooi, meteen Victors debuut als acteur, waarbij hij
twee rollen tegelijk voor zijn rekening neemt. Na de voorstelling krijgt iedereen worstenbrood.
Driessens loot erin voor zijn legerdienst, maar ook hier vormt hij een amateurtoneelgroep. Weer terug in Antwerpen wordt hij in 1842 lid van het
gezelschap "De Hoop", krijgt het daar met zijn confraters aan de stok en trekt naar Parijs waar hij zich in leven houdt als 'claque' bij het Théâtre de la
Porte Saint-Martin.
Rond 1850 sticht Driessens zijn eigen gezelschap "De Dageraad”, dat onderdak vindt in het Théâtre des Variétés, een niet echt goed bekend staand
etablissement op de hoek van de Maarschalk Gérard- en de Schermersstraat. Wanneer Victor het stadsbestuur om subsidie verzoekt, blijkt dat ook
het gezelschap “De Scheldegalm” van Jan Tillemans een dergelijke vraag heeft ingediend. Burgemeester Jan Frans Loos eist daarom dat beide
groepen samensmelten, wat drie jaar later ook gebeurt met de oprichting van "Nationael Tooneel" , dat inderdaad steun krijgt van burgemeester
Loos, een subsidie van 8000 frank plus de huur van zaal Variétés. Het bezoldigde gezelschap gaat op 6 oktober 1853 van start onder directeur
August Leytens met het stuk De Dronkaerd, een ruim jaar later neemt Driessens de leiding op zich. Voor het eerst worden nu door een
Nederlandstalig beroepsgezelschap stukken in het Vlaams gespeeld.
Nieuwe herrie doet hem naar Nederland uitwijken, waarbij hij tussen 1857 en 1873 heen en weer pendelt tussen noord en zuid. Hij is dan onder meer
eerste acteur en regisseur in Den Haag en staat een tijdlang op de kermis met een theatertent. In Nederland leidt hij bekende acteurs op in ‘natuurlijk’
toneelspelen en beleeft Driessens zijn grootste erkenning.
In 1873 wordt Victor Driessens opnieuw directeur van "Nationael Tooneel", dat in 1874 verhuist naar een door het Antwerpse stadsbestuur nieuw gebouwde Vlaamse schouwburg aan de Kipdorpbrug.
Het gezelschap wijzigt zijn naam in “Nederlandsche Schouwburg”, waaraan in 1903 bij het 50-jarig bestaan het woord “Koninklijke” wordt toegevoegd. Daar blijft Driessens tot 1882 aan de leiding,
waarna hij er nog als acteur tot aan zijn dood actief blijft. Er doen zich wel regelmatig strubbelingen voor met het stadsbestuur, dat hoogstaand toneel wenst, terwijl Victor vooral volkse stukken brengt,
vaak vertalingen van Franse originelen die hij uit Parijs haalt.
Na zijn dood op 4 april 1885 wordt Victor Driessens begraven op het Kielkerkhof. Zijn grafmonument wordt in 1836 bijgezet op het perk U van het Schoonselhof in Antwerpen. Dat grafmonument -
bekostigd door de het stadsbestuur - is van de Antwerpse beeldhouwer Godefroid Leurs.
Enige tijd nadien krijgt beeldhouwer Frans Joris opdracht voor het realiseren van een standbeeld van Driessens. Hij zal hem afbeelden zoals Victor elke avond de bezoekers ontving aan de ingang van
de Vlaamse Schouwburg, in astrakan jas met hoge hoed en paraplu. Dat beeld zou dan in de schouwburg komen te staan, maar de architect van dat theatergebouw, Pieter Dens, wil het zo niet binnen
laten. Daarom wijzigt Frans Joris het standbeeld: Victor krijgt zijn hoed in de hand en de paraplu verdwijnt. Zo wordt Driessens onthuld op 20 april 1888. Wanneer de “Koninklijke Nederlandse
Schouwburg” verhuist naar de Bourlaschouwburg gaat het standbeeld in 1954 mee daarheen, om uiteindelijk op de Graanmarkt terecht te komen.